daling in het kroegbezoek en, zo voegde hij er aan toe, 'de Zutphense ingezete
nen hebben in hun kramen een zeer groot débouché voor wat zij niet in hun
winkels kunnen verkopen'.10 Ondanks de tegenwerpingen besloot de raad de
kermis af te schaffen. Wellicht werden zij geïnspireerd door de ideeën van
't Nut. Alle raadsleden waren lid van het Departement Zutphen van 't Nut en
maar liefst zes van hen hebben zich daadwerkelijk ingezet door in besturen zit
ting te nemen.
Het duurde ongeveer een jaar voordat er een reactie komt van de Zutphense
bevolking. Ene Du Crocq, logement- en stallinghouder in de Pelikaanstraat,
nam het initiatief tot het opstellen van een adres aan de raad, met het dringende
verzoek de kermis weer te doen plaatsvinden. Als reden daarvoor noemde hij
onder andere dat 'den eenvoudige burger, na een jaar zwoegen en ontberingen
ook nog dat eenige vermaake ontzegd is'.11 Du Crocq slaagde erin 99 mensen
te vinden die bereid waren de petitie mede te ondertekenen. Deze groep mensen
kwam niet alleen op voor het vermaak van 'den eenvoudige burger'. Maar liefst
64 van hen waren betrokken bij de handel en had daardoor groot belang bij
de kermis die als publiekstrekker een stimulans voor de handel vormde.12 De
winkelierster Koning-Siebelink, één van de ondertekenaars van de petitie, il
lustreerde het economisch belang door een opruiming van haar goederen in de
krant aan te kondigen, onder de uitdrukkelijke vermelding dat die 'gedurende
de kermis zal plaatsvinden'. Deze groep mensen vertoonde een geringe belang
stelling voor 't Nut, een instelling die hen vertrouwd had kunnen maken met
de ideële opvattingen van de kermis. Slechts vier van hen waren lid van 't Nut.
Tegenstanders van de kermis
Zowel de hervormde gemeente, als het Departement Zutphen van de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen hebben zich ingezet voor het zedelijk welzijn
van respectievelijk de gelovigen en de Nutsleden. Zo ondernam de kerkeraad
in juni 1876 actie om het op een zondag geplande bezoek van Utrechtse studen
ten aan Zutphen om een gekostumeerde optocht te houden, niet door te laten
gaan. Twee 'missives' werden er verstuurd, één naar de burgemeester van Zut
phen en één naar de feestcommissie in Utrecht. Veel succes leverden de inspan
ningen van de kerkeraad niet op, maar het maakte duidelijk dat zij zich voor
haar gelovigen inspande.
Ook het Zutphense Departement toonde zich betrokken bij haar leden. Door
middel van het houden van lezingen, het oprichten van een volksbibliotheek in
1808, een tekenschool in 1810 en een Spaarbank in 1818 probeerde het Departe
ment haar doelstelling te verwezenlijken. In de jaren 1848-1878 hebben beide,
op landelijk niveau als kermistegenstanders bekend staande instellingen, geen
enkele klacht over de Zutphense kermisviering geuit. De meest simpele verkla-
50