deszelfs handwerk de kost te winnen'. Wat er met de beide dochters gebeurd is, lezen we nergens. De magistraat bepaalt, dat de nachtschout de weduwe Heijdekes uit het gast huis moet halen en voorlopig opsluiten in een der 'colenkamers' totdat aan het vonnis uitvoering kan worden gegeven. Er blijken moeilijkheden te zijn: twee dagen later besluit de magistraat het Hof van Gelre, waaronder het tuchthuis ressorteert, alvast op de hoogte te brengen. Het Hof kan dan de opzichter van het tuchthuis opdracht geven de weduwe Heijdekes 'in te nemen', maar de uit voering van het vonnis wordt nog even opgeschort. De veroordeelde had nl. koorts en daarvan moest ze eerst zijn hersteld. Ruim een maand later blijkt de wed. Heijdekes naar het tuchthuis in Arnhem te zijn overgebracht. Op 18 maart 1752 komt er nl. een brief binnen van 'Die Raaden des Furstendoms Gelre en Graaffschaps Zutphen'.4 Het Hof had de opzichter opdracht gegeven de vrouw op te sluiten, maar, omdat men bij ge ruchte had vernomen, dat ze aan de 'Venusziekte' leed en bovendien nagenoeg blind was, was ze voorlopig afzonderlijk van de andere vrouwen onderge bracht. Twee doctores medicinae uit Arnhem hadden de wed. Heijdekes onder zocht. Zij hadden verklaard, dat de vrouw niet bij de andere vrouwen mocht worden geplaatst, omdat ze aan een besmettelijke ziekte leed. Bovendien kon ze door haar blindheid niet 'met haer handenwerk' de kost verdienen en dat was wel de bedoeling in het tuchthuis. Dat was namelijk niet bestemd voor ver oordeelden, die niet in staat waren om te werken. De provincie is niet bereid voor de kosten op te draaien. Daarom volgt in de brief een verzoek Gerharda ten Pas weer te komen ophalen of een andere rege ling te treffen. De magistraat van Zutphen vraagt advies aan de stadsdoctoren G. O. Rauwertz en P. Schrauwen en de chirurgijn Holst. Deze beweren dat de weduwe Heijdekes wel genezen was van de venusziekte, maar het Hof neemt daar geen genoegen mee. Op 25 maart schrijven zij terug, dat de verklaring van de Zutphense medici weer in handen is gesteld van hun Arnhemse collegae Co- mans en Hubens. De medische verklaring uit Zutphen, zo schrijft men, berust op de verklaring van (maar!) een chirurgijn en slaat op de toestand van de pa tiënt, zoals die in februari was. Men vindt het niet belangrijk wie van de medici gelijk heeft, maar men wijst er wel op, dat de verklaring van de Arnhemse doc tores is afgegeven op grond van een voorafgaand eigen onderzoek en berust op de huidige toestand van de vrouw. Daar kunnen de Zutphense doctores het mee doen! De weduwe Heijdekes is nog niet vrij van de venusziekte en dus besmette lijk. Haar bij de andere vrouwen plaatsen zou dagelijks oproer en wanorde ver oorzaken. Nogmaals wordt herhaald, dat het tuchthuis niet bestemd is voor dit soort lieden en dat de provincie de kosten niet wil dragen. Daarom: ophalen of een regeling treffen. Rauwertz, Schrauwen en Holst brengen desgevraagd weer advies uit en op grond daarvan blijft de magistraat van Zutphen bij haar 12

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1988 | | pagina 14