ling toch tot wachtdienst wordt bevolen en in 1597 daarvoor ter verantwoor
ding wordt geroepen. Na diens weigering wacht te lopen kreeg hij geen verlen
ging van zijn kontrakt, maar bleef in dienst tot 1603, jaar van zijn vertrek of
overlijden. Na hem kwamen als stadsapothekers in dienst: Wibrant Uf-
fers/Olffers uit Franeker (na 1603, vezoek om ontslag 20-09-1611), Heinryck
van Diemen (1611, overleden 1641), Evert van Diemen (09-04-1641, neef van
de voorgaande). Verder worden geciteerd: Gerrit Engelen (genoemd in 1656,
maar niet als stadsapotheker), Renier van Megen en Henricus Lebbinck (1660,
verzoek om stadsapotheker te worden, afgewezen). Behrens' onderzoek bracht
verder aan het licht dat er in 1600 voor het eerst melding van wordt gemaakt
dat er te Zutphen meer dan één apotheker was. Ook ontdekte hij dat de trend
om een gesalarieerde stadsapotheker te benoemen in de 17e en 18e eeuw in de
IJsselstad niet meer bestond. Wel werden in die tijd aanvragen ingediend om
als apothekervan het Oude en het Nieuwe Gasthuis en de Militie te mogen fun
geren. Als apothekers worden vernoemd: Arnoldt Francken (1677, apothecaris
van het Gasthuis, vijzel, 1683), zijn weduwe (ca. 1707), haar zoon Derck Franc
ken 1712) en diens weduwe Liberta Moonen (1745), Michiel Jollijn (1765)
en George Derk Jollijn (1786). Voor het jaar 1802 wordt apotheker A. van
Rhee vermeld. In een naschrift wordt door Behrens naar een mededeling van
de stadsarchivaris J.Gimberg de ontdekking van de apothecaris Wilhelmus
Croegh (1387) gemeld. Deze verrichtte schrijfwerk voor de schepenen en had
ook toezicht over het stadsuurwerk. In de loop van de 15e eeuw oefende de
stadsmedicus meester Johan toezicht uit op de geneesmiddelen en de prijsbere
kening.
De oudste apotheker te Zutphen is echter Meester Arndt die voor het jaar
1369 door P. van der Wielen in 1917 werd vermeld in zijn farmaco-historische
bijdrage over Gelderland.10
De apothekers te Zutphen waren opgenomen in het zeer oude kramersgilde
dat reeds in 1393 bestond. Voor het laatst kwam op 14 februari 1774 een regle
ment op de apotheken tot stand als ampliatie of renovatie van de keure uit
1595. Hierbij wordt de lacune van een eigen Zutphense pharmacopee opgevuld
door de Haagse pharmacopee verplicht te maken.11 In andere steden hadden
al veel vroeger dergelijke ontwikkelingen plaats gevonden die leidden tot het
tot stand komen van reglementeringen, keuren, ordonnanties, een stedelijke
pharmacopea met taxe (prijslijst) of tot ontstaan van een controlevoerend
orgaan zoals een collegium medicum. Voor Nijmegen is onlangs in dit opzicht
nieuw materiaal aan het licht gekomen.12 Een exemplaar van het Zutphense
reglement uit 1777 hing vroeger in de 19e eeuwse apotheek die een tijd geleden
nog in het Gemeentemuseum was opgesteld.
99