vier kinderen grootburger van Zutphen geworden, waar hij geen (familierela
ties had. In 1816 nam hij zitting in de Raad en sinds 1818 was hij een van de
drie burgemeesters. Van 1824 tot 1841 zou hij deze functie alleen vervullen.
De municipale raad, c.q. gemeenteraad, die ten tijde van de instelling in 1811
dertig leden had geteld, was sindsdien aanmerkelijk in ledenaantal teruggelo
pen. In 1813 blijken dertien leden nog in functie te zijn en de Almanak voor
1816 vermeldt zeventien leden, hetgeen vermoedelijk de situatie in 1815 weer
gaf. Met ingang van 1816 was dus een verdere reductie van het ledental van ze
ventien naar twaalf nodig. Bij de wijziging van het Regeringsreglement in 1824
werd het ledental verhoogd tot vijftien.
In de periode tot 1851 hebben in totaal 46 Zutphense burgers gedurende kortere
of langere tijd deel uitgemaakt van de gemeenteraad. De exacte zittingsperiode
kon nog niet voor ieder van hen worden vastgesteld: Dankzij de naspeuringen
van de Genealogische Werkgroep van de Historische Vereniging zijn echter wel
de belangrijkste biografische gegevens bijeengebracht.
Bij het bezien van de hieronder volgende lijst valt op dat vele leden uit 1816
ook reeds zitting hadden in de Conseil Municipal.10 Ook toen in volgende jaren
vacatures te vervullen waren, werden daarvoor veelal bestuurders uit de
Bataafs-Franse tijd gekozen. Nieuwe leden kwamen bovendien veelal uit fami
lies die reeds lang bij het stadsbestuur betrokken waren.
Verschillende leden bleven, gebruik makend van de reglementaire mogelijk
heid van het lidmaatschap voor het leven, tot op hoge leeftijd een raadszetel
bezetten, zoals bijvoorbeeld Van Sittert (84), Sloet (80), Colenbrander (80) en
Theben Terville (79).
De nieuwe leden uit de latere jaren blijken grotendeels overheidsfuncties te
vervullen: Snethlage (griffier rechtbank), Theben Terville en Storm van 's Gra-
vesande (beiden postdirecteur), Luyken Glashorst en Quarles van Ufford
(rechters) en Tadama (kantonrechter). Daartegenover waren slechts drie leden
in het bedrijfsleven werkzaam: Mispelblom Beyer (wijnkoper), Binkhorst
(olieslager) en Holsboer (textielfabrikant).
De overgrote meerderheid der raadsleden was van hervormde huize. Slechts
één rooms-katholiek (Van Lamsweerde) en twee doopsgezinden (Van Sittert en
Evekink) komen op de lijst voor. De in een voorgaand artikel gesignaleerde
grote belangstelling voor de Waalse kerk blijkt geheel voorbij te zijn; deze werd
in 1821 zelfs opgeheven.12
In 1824 kwam een nieuw Reglement voor de steden van Gelderland tot stand,
waarin het aantal leden van de gemeenteraden werd vergroot (voor Zutphen tot
vijftien), terwijl de colleges van burgemeesters, met het dagelijks bestuur
69