de reis naar Den Haag die hij in begin december met E. L. van Heeckeren on
dernam om namens de Zutphense burgerij prins Willem als souverein vorst uit
te roepen. Hij werd hierover berispt door de gedelegeerde prefect Van Dedem,
die er op wees dat 'proclamatiën van dien aard van hoogere autoriteiten
moeten emaneren' en dat de burgemeester zich moet beperken tot 'zijne huis-
houdelijke administratie'. Uit dit alles bleek volgens Van der Borch dat de bur
gemeester 'alleen heer en meester scheen te willen zijn en gene authoriteiten bo
ven zich geliefde te kennen'.7
Eerst in het voorjaar van 1815 werd in de burgemeestersvacature voorzien
door de benoeming van Mr. A. W. W. baron Sloet. Deze zeventigjarige nieuwe
burgemeester moet misschien gezien worden als een trait d'union tussen oud
en nieuw. Met hem keerde namelijk een regent van voor de Bataafse revolutie
in het stadsbestuur terug: Van 1769 tot 1794 was hij al schepen en raad van Zut-
phen geweest, evenals zijn vader en grootvader.8. Hij zou de burgemeesters
functie drie jaar vervullen en daarna, conform het nieuwe regeringsreglement,
als oud-burgemeester nog tot zijn overlijden in 1824 zitting houden in de ge
meenteraad.
Onder leiding van burgemeester Sloet begon nu ook de Municipale Raad, die
later in het jaar werd omgedoopt tot Gemeenteraad, weer te vergaderen. De
raadsleden toonden echter weinig belangstelling. Op de eerste vergaderingen,
op 1 mei en 10 augustus, waren resp. tien en elf leden aanwezig, slechts vijf le
den woonden beide vergaderingen bij.
Pas op 2 januari 1816 kon een officieel stadsbestuur gaan functioneren in
overeenstemming met het op die datum in werking getreden Regeringsregle
ment voor de steden van Gelderland.9 Voor Zutphen was in dit reglement voor
zien in een bestuur van drie burgemeesters, die bij toerbeurt gedurende een jaar
als president zouden optreden. Voorts diende er een gemeenteraad van twaalf
voor het leven benoemde leden te worden gevormd.
Als eerste president-burgemeester werd - bij Koninklijk Besluit -
A. A. W. baron Sloet benoemd en als burgemeesters J. de Bruyn en E. P. van
Löben Seis.
In 1818, bij de eerste reglementaire periodieke aftreding, trad Sloet terug als
burgemeester. Hij bleef echter raadslid tot zijn overlijden in 1824. Als burge
meester werd benoemd Dr. J. P. Swaving. De Bruyn en Swaving wisselden
daarna enkele malen af als president, ieder presideerde ca. drie en een half jaar.
Merkwaardigerwijs werd Van Löben Seis niet bij de presidentswisselingen be
trokken.
Met Dr. Swaving deed een volslagen nieuwkomer zijn entree in het stads
bestuur. De in Rio de Berbice geboren Pieter Justus Swaving stamde uit een
familie van medici. Zijn vader en grootvader waren eveneens medisch doctor
geweest, resp. in Rio de Berbice en Weesp. Hij was eerst in 1814 tegelijk met
68