ners van de Diezerstraat dient dan een klacht in bij de gemeente over de be
woonsters van het huis van Broekhuizen. 'Zij vertoonen zich hetzij op straat
of voor de open ramen in de opzichtelijkste kleding (soms half naakt), uiten
de vuilste taal of galmen de liederlijkste straatdeuntjes in 't openbaar uit'. Er
is vaak rumoer door 'beschonken troepen in de straat die, wanneer ze in het
huis niet worden toegelaten, op ramen en deuren bonzen'.33 De bestuurders
willen de zaak eigenlijk verdoezelen door de klacht af te doen met de woorden
dat de commissaris voortdurend toezicht laat uitoefenen en dat door hem de
genoemde schandalen nog nooit zijn geconstateerd. Trouwens, wanneer
Broekhuizen en de bewoonsters van zijn huis 's nachts slapen, dan kan het hun
niet kwalijk worden genomen wanneer 'een liefhebber, die om aan zijn over
prikkelende hartstogt te voldoen, op zijn deur beukt'.34 Uit dit voorval blijkt
duidelijk dat ook in de Diezerstraat een bordeel gevestigd was. De eigenaar,
Broekhuizen, geboren te Amsterdam en van beroep tapper, trouwt in 1859 met
de weduwe van Rochee. Zij had na het vertrek van haar man naar Indië ook
steeds een aantal jonge dames in huis, maar was niet als bordeelhoudster offi
cieel bekend. Sinds 1860 wonen zij aan de Diezerstraat A245 en houden een
publiek huis zonder vergunning. Tot 1873 verblijven hier maar liefst 38 vrou
wen. Zij staan in het bevolkingsregister ingeschreven onder het beroep 'publie
ke vrouw' of, waarschijnlijk onbewust ironisch, als 'naaister'. Ook nu blijkt
dat de meesten van hen afkomstig zijn uit de grotere plaatsen en daarheen ook
weer vertrekken na een kort verblijf in Zutphen. Vanaf 1871, wanneer de
vrouw van Broekhuizen overlijdt, neemt het aantal bewoonsters van het bor
deel geleidelijk af. Hijzelf vertrekt in 1873 voorgoed naar Amsterdam.
Uit het voorbeeld van Broekhuizen blijkt dat het gemeentebestuur niet con
sequent de hand hield aan de verordening. De bestuurders konden weten dat
aan de Diezerstraat een huis van ontucht werd gehouden, omdat in het bevol
kingsregister de bewoonsters van dit adres openlijk als publieke vrouw geregis
treerd staan. Broekhuizen moet bij het gemeentebestuur als bordeelhouder be
kend zijn geweest.
Tenslotte het bordeel in de Polsbroek, waarover in het artikel van I. Reber-
gen ook het een en ander is verteld. Op nummer D266-266A woont sinds 1863
Wilhelmina Gielink, echtgenote van Marinus Vest. Ook zij houdt daar zonder
vergunning een publiek huis, waar gemiddeld acht a tien vrouwen verblijven.35
Er wonen ook drie heren bij haar in. Met een van hen, Ferdinand Bloemers,
trouwt zij in 1874. Hij wil de zaak blijkbaar wat professioneler aanpakken,
want in 1872 vraagt hij een vergunning aan. Het huis heeft vier beneden- en
vier bovenkamers, voorzien van bedsteden en slaapplaatsen met twee deuren
aan de straatzijde.36 De vergunning wordt hem voor het jaar 1873 verleend on
der voorwaarde dat de publieke vrouwen zich iedere woensdag en zaterdag
door de geneesheer J. van Zelm 'smorgens om negen uur laten keuren in een
55