Dat de behandeling van het prostitutieprobleem een delicaat onderwerp blijft blijkt ook weer in 1860. Opnieuw dringen Gedeputeerde Staten op last van de Minister van Binnenlandse Zaken er bij de gemeentebesturen op aan om toch vooral een 'streng toezicht' uit te oefenen op vrouwen die zich aan publie ke of clandestiene prostitutie overgeven.11 Burgemeester en Wethouders ant woorden daarop notabene dat er in Zutphen geen huizen van ontucht bestaan, maar zijn bereid om 'aan het aanbevolene gevolg te geven'.12 Aan dit laatste hebben de Zutphense bestuurders zich gehouden, want op 5 augustus 1861 wordt een nieuwe verordening op de huizen van ontucht en de publieke vrou wen vastgesteld.13 Deze verordening verschilt niet veel van de voorgaande. Er worden nog een aantal bepalingen toegevoegd over de ligging en inrichting van deze huizen. Nog meer taboe rust er op dit onderwerp in 1872. Dan behandelt de Raad de verordening op de huizen van ontucht en publieke vrouwen achter gesloten deuren.14 Ook nu verandert er weinig aan de verordening. De bedenkingen tegen de reglementering van de prostitutie nemen rond de eeuwwisseling echter steeds meer toe. De Middernachtzending, de medici en de emancipatiebeweging dragen ertoe bij dat de reglementering wordt afgeschaft. Het raadslid A. S. de Blécourt houdt in een brochure van het Plaatselijk Comité te Zutphen van de Nederlandse Vereniging tegen de Prostitutie een warm plei dooi voor een algeheel bordeelverbod om zo de instandhouders van het kwaad te kunnen vervolgen. 'Om de waarheid van het oude spreekwoord: de gelegen heid maakt de genegenheid, draait het gehele vraagstuk der prostitutie en waar dat zoo is moet er van overheidswege worden ingegrepen om het aantal gelegen heden te beperken'.15 In 1910 trekt de Gemeenteraad, in navolging van andere gemeenten in ons land, als een van de laatsten de veel besproken verordening dan ook in.16 Uit het voorbeeld van Zutphen blijkt dat het verschijnsel van de prostitutie zo veel mogelijk ontkend werd. De vrouw werd als de 'boosdoenster' van de verspreiding van syphilis gezien. Men trachtte dit te beperken door toezicht en medische keuring. De man bleef echter buiten schot. Toch werd de stelling dat de vrouw verantwoordelijk zou zijn voor de verspreiding al in 1818 door Zwol se medici in een advies aan het Zwolse stadsbestuur bestreden.17 Gedurende de gehele negentiende eeuw bevatten de reglementen overwegend bepalingen ten aanzien van het gedrag van de vrouw. Ook wanneer 'besmette' vrouwen in zie kenhuizen werden opgenomen, werden zij als paria's behandeld. Omdat er geen landelijke regeling van de grond kwam, de quarantainevoorschriften uit bezuinigheidsoverwegingen niet werden gehandhaafd en de vrouwen zeer mo biel waren, werd de verspreiding van de syphilis juist in de hand gewerkt.18 Al met al dus een zeer 'vrouw-onvriendelijk' bedrijf. 52

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1987 | | pagina 22