zien, maar het stadsbestuur meent de kosten hiervan niet te kunnen dragen.
Wel geeft het in zijn antwoord aan Gedeputeerde Staten een advies over de be
palingen die in een verordening moeten worden opgenomen.6 Ieder 'speelhuis'
of 'stil huis' moet bij het plaatselijk bestuur door een vergunningstelsel geregis
treerd zijn en de houders van dergelijke huizen moeten verplicht worden om
de publieke vrouwen wekelijks door een geneesheer te laten 'visiteren'. De
'aangetaste' vrouwen zullen moeten worden 'afgezonderd van de gemeenschap
met de mannen' totdat ze genezen zijn. Zij moeten op kosten van de bordeel
houder 'buitenshuis' worden verpleegd.
De bestuurders menen echter dat zo'n reglement het meest geschikt is voor
grotere steden. Met dit antwoord denken zij zich voldoende van hun taak te
hebben gekweten en tien jaar lang komt het onderwerp niet meer aan de orde.
De gouverneur neemt echter geen genoegen met de passieve houding van de
plaatselijke besturen. Velen van hen menen dat 'in het belang der goede zeden'
geen verordeningen moeten worden vastgesteld. Dit zou 'aan het noodzakelijk
kwaad, dat altijd geduld is geweest' een wettig karakter geven. Sommige plaat
selijke besturen beschouwen het zich bezig houden met deze materie 'beneden
hun waardigheid'.
Ook onder de bestuurders van Zutphen bestaat weerstand om dit onderwerp
te behandelen. Zo zegt de Commissie Mackay, welke ad hoe voor deze zaak
is ingesteld, in haar rapport aan de Raad over de behandeling van de circulaire,
dat zij 'een zekeren weerzin heeft om nopens dit onderwerp bepaaldelijk veror
deningen te maken'. Ook het argument dat een verordening juist een wettiging
zou verlenen en het kwaad eerder aanwakkert dan bestrijdt, wordt aangehaald
om het vaststellen van een verordening op stille huizen af te zien. Daarnaast
meent de commissie dat 'de onzedelijkheid nog niet zo groot schijnt te zijn dat
regelingen hiervoor noodzakelijk zijn'. Zutphen is een nette stad waar dit
kwaad nauwelijks voorkomt. De Raad is het volkomen eens met het gevoelen
van de commissie. Alleen burgemeester Van Heeckeren heeft zijn twijfels en
stemt tegen.8
In het volgende jaar moet het onderwerp van de prostitutie toch weer op
nieuw behandeld worden op aandringen van Gedeputeerde Staten.9 Steden met
garnizoenen worden verplicht om maatregelen te treffen, die de gezondheid
van de militairen moeten bevorderen. Toezicht op publieke huizen en medische
keuring van publieke vrouwen is daartoe het middel. Nu kunnen de bestuurders
er niet onder uit. De Raad moet een reglement opstellen. Zonder verdere dis
cussie wordt het 'Reglement op de zoogenaamde publieke of stille huizen en
publieke vrouwen' op 31 augustus 1829 vastgesteld waarna het in werking
treedt in april 1830.10
In hoofdlijnen keren de bepalingen uit het advies van 1818 in dit reglement
terug: Toezicht op publieke huizen en vrouwen door registratie, vergunningen
en medische keuring.
51