nog te klein is, zich graag wat zullen behelpen en geen overdreven eisen zullen stellen. Gevraagd wordt nog eens te bekijken in hoeverre er mogelijkheden zijn voor bewoning. De wethouder voelt daar niets voor, ook al omdat de verhuur niet door zal gaan als er geen beslissing valt. Hij is tevens van mening dat men wel in iedere kamer een gezin kan plaatsen maar dat binnen veertien dagen iedereen dan om een keuken komt vragen. Volgens hem zal een dergelijke eis in de raad ook wel voldoende steun krijgen. Enkele raadsleden vinden het pand ook ongeschikt voor bewoning, omdat het niet voldoet aan de matige eisen van een noodwoning. De voorzitter van de raad denkt dat men de meest onhygiënische toestanden zal krijgen. Tot nu toe is er nog geen gezin op straat komen te staan. Als die toestand dreigde dan kwam er op het laatste moment altijd weer uitkomst. De meerderheid van de raad blijkt niet overtuigd te zijn. Het voorstel voor de verhuur wordt verwor pen met vier voor en dertien stemmen tegen. Wel worden B. en W. gemachtigd het gebouw aan daklozen beschikbaar te stellen en daarvoor onkosten te maken. In mei 1922 gaat de raad accoord met een voorstel om het 'Martinethuis' tijdelijk onderhands te verhuren voor 4,— per gedeelte bestaande uit twee kamers. Een bedrag van 500,wordt be schikbaar gesteld voor de nodige 'vertimmeringen'. Vanuit de raad komt wel een verzoek om het aantal privaten wat op te voeren. De wethouder is daarte gen hij vindt het te duur en onnodig want voor de vijf gezinnen die er gaan wo nen zijn er toch drie privaten beschikbaar. Per advertentie worden bewoners gezocht voor het pand. Er blijken meerde re mensen te zijn die om diverse redenen per 1 mei hun huis uit moeten. De rede nen variëren van het bijtrekken van de woning bij een bedrijf, het zelf gaan be wonen door de eigenaar en het moeten verlaten van het pand na een vonnis van de kantonrechter. Het huis wordt uiteindelijk verhuurd aan 5 gezinnen in grote variërend van 4 tot 9 personen. In totaal komen er 29 mensen te wonen. In juni 1931 komt het huis weer in het nieuws. Dan richten bewoners van de Waterstraat een brief aan de gemeenteraad. Zij vinden dat de toestand rond het huis ondragelijk is geworden. De hele dag loopt er een twintigtal haveloos geklede kinderen rond het huis. Zij doen hun behoeften op de stoep en bevuilen bovendien de stoepen van de omwonenden. De hele dag staan enige vrouwen in de deur te schreeuwen. Vaak worden de omwonenden 's nachts uit hun slaap opgeschrikt door hevige dronkemansruzies. Het pand ziet er zeer onooglijk uit. Voor de ramen hangen kapotte gordijnen, kapotte ruiten worden niet vervan gen maar met oude zakken dichtgemaakt en de voorgevel is in jaren niet gewas sen of geschilderd. De buren durven er tegen de bewoners niet over te praten want deze 'brutaliseren' omwonenden en voorbijgangers. De briefschrijvers vragen om een spoedige ontruiming van het pand. De brief wordt juli 1931 in 24

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1987 | | pagina 26