Niet de enige burleske voorstelling
De beeltenissen in de Librije kunnen in twee afdelingen onderverdeeld worden,
een onderscheid dat ook Ter Kuile onvoldoende maakt. Ten eerste zijn er de
beeltenissen op de middenpijlers, daar waar de achtzijdige schachten overgaan
naar een vierkant. Ter Kuile omschrijft deze beeltenissen als volgt: 'Onder die
reliefvoorstellingen komen er voor van de H. Maagd, St. Barbara en de evange
listen, maar ook burleske'.1 Burleske moet hier als meervoud gelezen worden.
De enige min of meer burleske voorstelling op deze plaatsen zouden de beeldjes
van een mannen- en vrouwenkop kunnen zijn. De overige zijn serieus, inder
daad de evangelisten, enkele heiligen en oud-testamentische figuren.
De tweede serie afbeeldingen bevindt zich aan het begin van de gordelbogen.
Ter Kuile: 'De gordelbogen ontspringen uit de pijlers op kraagsteentjes met
allerlei figurale voorstellingen'. Onder deze voorstellingen bevindt zich het
vrouwtje waar het hier om gaat, maar ook allerlei andere min of meer potsier
lijke voorstellingen, een mannetje dat het gewelf schijnt te torsen, een afbeel
ding van een kannunnik, voorts bloemen, ranken en dieren. Dezelfde soort
afbeeldingen treffen we aan onder de aanzet van de gordelbogen aan de muur
kanten, een onbenullig uitziend kopje, een gezellige moeke, een lieftallig meis
je. Meinsma omschrijft deze serie afbeeldingen als volgt: 'Onder de aanzet der
ribben koppen, bloemen en figuurtjes in zonderlinge houdingen, zg. fratsen'.2
112