WILLEM FRIJHOFF
TREKKERS IN DE ACHTTIENDE EEUW:
CHIRURGIJNS VOOR STUDIE NAAR PARIJS
Adam Gottfried Klose werd op 10 augustus 1872 tot eerste chirurgijn en vroed-
meester van de stad Zutphen aangesteld, 'op grond van diverse favorabele testi
monia', zo viel vorig jaar in dit blad te lezen.1 Zo'n ietwat kryptische uitspraak
maakt natuurlijk nieuwsgierig. In een eeuw waarin men zijn best deed functies
en ambten zoveel mogelijk binnenshuis te vergeven en buitenstaanders te
weren, moet zo'n man wel heel wat in zijn mars hebben gehad om een serieuze
kans te maken van stadswege wonden te mogen helen en bij geboorteperikelen
medisch in te mogen grijpen. En tenslotte ook nog een halve professor te wor
den - want als zodanig werd de functie van 'lector', die hij eveneens verkregen
had, beschouwd.
Hoe kwam hij nu aan zijn kennelijke reputatie? Adam Klose was een Duit
ser. Hij was geboren in Durlach, de kleine hoofdstad van het markgraafschap
Baden-Durlach (later door het naburige Karlsruhe overvleugeld). Zoals veel
Duitsers met ambities volgde hij een lid van de regerende familie van Baden,
dat luitenant-generaal in het Staatse leger werd. In diens regiment werd hij tot
chirurgijn-majoor benoemd, en uit de geboorteplaatsen van zijn zoons kunnen
we aflezen waar hij in garnizoen heeft gelegen: Christiaan Alexander werd rond
1770 te Groningen geboren, Carel Frederik circa 1781 te IJzendijke in Staats-
Vlaanderen. De gezinsuitbreiding heeft hem wellicht het trekken moe gemaakt
en doen solliciteren naar een vacante standplaats met een zeker prestige - want
dat had het lectoraat in de kwartierhoofdstad Zutphen, waar ook de rector en
conrector van de Latijnse school zich met een professorstitel sierden.
De reputatie van de compagnieschirurgijns was eeuwenlang niet best ge
weest. Maar wie zich realiseert dat ze in het heetst van de strijd benen en armen
moesten afzetten, begrijpt dat er wel iets ter verontschuldiging van hun grof
heid valt aan te voeren. De regimentschirurgijns of chirurgijns-majoor stonden
een trap hoger. Op hun bekwaamheid werd nauwlettend toegezien door een of
ficiële jury van gepromoveerde geneesheren en van legerchirurgijns, die elke
kandidaat een examen afnamen in de anatomie (ontleedkunde), de chirurgie
(heelkunde) en de pathologie (ziektenleer), terwijl ze tevens moesten laten zien
dat ze de nodige instrumenten bezaten om de juiste ingrepen te kunnen verrich
ten. De ernst van dat examen moge blijken uit het feit dat in de jaren 1767-1795,
waarvoor we een examenboek bezitten, meer dan eens een nota bene aan de
universiteit gepromoveerd geneesheer onbekwaam werd geacht! Adam Klose
zal reeds vóór 1767 als chirurgijn-majoor in een bataljon onder de prins van
82