internationale handel, en stijgend inkomen verschaffend aan een flink deel der
bevolking.
In het Zuiden bleven terzelfder tijd de oude instellingen in belangrijke mate
van kracht. De Habsburgse centralisatieplannen werden verder doorgevoerd.
De Staten-Generaal verloren er weer hun geüsurpeerde bestuursrechten en wer
den maar zelden bijeengeroepen. Het katholicisme werd er onder invloed der
Contra-Reformatie hersteld en toonde zijn triomf met tal van nieuwe, barokke
kerkgebouwen. Andere Kerken waren er niet toegestaan, zodat daargebleven
calvinisten en dopers alsnog uitweken naar het Noorden of terugkeerden naar
de oude Kerk. En zwaar hadden de westelijke provincies te lijden van de econo
mische terugval die er vooral vanaf 1575 door de oorlogsvoering was veroor
zaakt en door de daaruit voortvloeiende permanente sluiting van de Schelde
door de Republiek. Weliswaar werd omstreeks 1600 een nieuw economisch
evenwicht bereikt, maar dat lag op een veel lager niveau dan dertig jaar eerder.
Was dit alles nu het doel dat de opstandelingen voor ogen had gestaan, van
meet af aan? Bij de beantwoording van deze vraag dient eerst te worden vastge
steld dat zowel gebeurtenissen als achtergronden laten zien, dat de opstandelin
gen geen homogeen gezelschap vormden. Sommigen kwamen in verzet omdat
ze hun politieke positie bedreigd achtten, anderen omdat ze voor economisch
nadeel vreesden. Weer anderen grepen de wapenen omdat hun ware religie
werd bedreigd. Allen schaarden zij zich aan de zijde van de Opstand op een
ogenblik waarop hun persoonlijke omstandigheden hen daartoe brachten:
sommigen als in 1566, anderen bijvoorbeeld pas na de Pacificatie van Gent in
1577. En om al evenzeer persoonlijke redenen keerde menigeen zich in de loop
der tijd ook weer van de Opstand af. De groep der opstandigen wisselde dus
sterk van omvang en van samenstelling. Bijgevolg kende zij ook niet een alge
meen aanvaarde doelstelling, maar werd binnen haar gelederen een flink aantal
doeleinden nagestreefd, voor langere of kortere tijd en met een grotere of klei
nere reikwijdte. Wat de groep der opstandelingen bond, was in laatste instantie
niet iets positiefs, maar een negatieve gedachtengang: afkeer van Filips II en
een gedeelte van zijn beleid. De opstandelingen vormden dus een monsterver
bond dat soms, vooral in tijden van ernstige tegenslag zoals de periode-
Leicester, even zijn ware karakter liet zien.
Dit alles betekent, dat het resultaat van 1609 stellig niet beantwoordde aan
'het' doel van de opstandelingen. Niemand beoogde bijvoorbeeld omstreeks
1565 de vorming van een republiek van zeven staatjes ten noorden van de grote
rivieren, elk onder een eigen, voor die tijd zelfs ondenkbare, meerhoofdige soe
verein. Duidelijk was de Republiek het produkt van een groot aantal meer of
minder toevallig op elkaar inwerkende praktische factoren, het resultaat van
de wisselwerking tussen enkele structuren van lange duur en ontwikkelingen
van korte termijn. Dit betekende overigens niet dat sommigen, de calvinisten
54