Met snelle acties en profiterend van Parma's Franse besognes wisten de
Staatse legers de grenzen der gewesten te versterken, vooral tussen 1590 en
1597. Zeeland werd beveiligd door de verovering van de Vlaamse noordkust
rond Hulst (1591) en door het bezit van Axel. Holland werd van het Zuiden
afgeschermd door de bezetting van Breda met de Baronie (1590) en van Geer-
truidenberg (1593). In het oosten werd de IJssellinie hersteld door de inname
van Nijmegen en Zutphen (1591) en grote delen van de Achterhoek en Twente
(1597). En in het noordoosten werden eerst de Ommelanden en vervolgens de
stad Groningen hernomen, die in 1595 als één gewest tot de Staten-Generaal
werden toegelaten en Willem Lodewijk als stadhouder kregen.
Maar daarna stokte de strijd. De zeven verenigde provinciën, die nu als 'de
Republiek' op het Europees toneel hun bestaansrecht begonnen te bewijzen, en
de tien Koninklijke Nederlanden, die bij Filips' dood in 1598 werden over
geërfd aan 's konings dochter Isabella en haar echtgenoot Albertus, en niet aan
de nieuwe Spaanse koning Filips III, bleven elkaar in de grensgebieden wel
bestoken. Maar wezenlijke verandering bewerkten zij in de volgende jaren niet.
In terugkeer van het Noorden onder het Habsburgs gezag geloofden steeds
minder mensen, en aansluiting van Zuidelijke gewesten bij de naar het Noor
den getrokken Staten-Generaal verwachtte men evenmin. Net als omstreeks
1575 was het circa 1605 duidelijk dat verdere oorlogsvoering zinloos was. Dit
bood opnieuw aan gematigden de kans, op geweldloze oplossingen aan te stu
ren. In de Republiek was Oldenbarnevelt, zelf leerling van Willem van Oranje,
de voornaamste onder dezen, in het Zuiden zetten Albertus en Isabella de toon.
Maar zoals Oldenbarnevelt rekening moest houden met de tegenzin van militai
ren als Maurits en van felle calvinisten, zo hadden de zuidelijke soevereinen te
kampen met verzet van de Spaanse koning, die de Republiek niet als zelfstandig
statencomplex wilde erkennen. Een vrede bleek tenslotte onbereikbaar, een
wapenstilstand voor twaalf jaar was in 1609 echter wél mogelijk.
VII
Het Bestand van 1609 bevestigde de status-quo. Twee statencomplexen waren
uit de Opstand te voorschijn gekomen. Zeven soevereine gewesten werkten in
het Noorden voortaan met elkaar samen en pleegden overleg in de Staten-
Generaal. De strijd waarin de calvinisten aan de kant der opstandelingen de
harde kern hadden gevormd, had binnen deze gewesten een bevoorrechte posi
tie voor de Gereformeerde Kerk opgeleverd. Andere Kerken werden er echter
niet verboden maar gedoogd: een hoogst moderne oplossing, het werk van Wil
lem van Oranje en zijn gematigde geestverwanten. En in de westelijke delen van
de Republiek zette de economische groei met verhoogd tempo door, leidend tot
verdere samenwerking tussen alle bedrijfstakken, sterk geconcentreerd op de
53