meest aangewezen weg was, vonden geen gehoor. Maar de Engelse koningin Elisabeth weigerde de soevereiniteit over de opstandige gewesten te accepteren. Sympathie voor rebellen gevoelde zij niet, en oorlog met Spanje achtte zij niet in het Engelse belang. Slechts bleek zij bereid, financiële steun te sturen en enkele legereenheden onder leiding van een aanzienlijk Engelsman, de graaf van Leicester. Daardoor hoopte zij Filips II schrik aan te jagen en hem te bewe gen tot herstel van de samenwerking tussen alle zeventien Nederlanden, zoals die tijdens Karei V had bestaan en bij de Pacificatie van Gent weer scheen te zijn ingetreden. Maar ook Leicester gaf de opstandelingen tussen 1585 en 1587 weinig effectieve leiding. Veeleer riep zijn optreden bij hen zowel onderhuids reeds bestaande als nieuwe tegenstellingen op. Na zijn vertrek besloten de Sta tencolleges in 1588 dan ook, de soevereiniteit niet nogmaals aan een buiten lands vorst aan te bieden, maar deze op zich te nemen. Zo kreeg elk gewest een meerhoofdige graaf of hertog of heer, onder wie de stadhouder in functie bleef. De onderlinge verdeeldheid en zwakte van de opstandelingen hadden Parma volop kans geboden om het rebelse Noorden te veroveren nadat hij zijn arbeid in het Zuiden had afgerond. Toch kwam het daar niet van door persoonlijk ingrijpen van Filips II. Eerst wilde deze, vooral vanaf 1585, Engeland aanval len, dat hij als een groter gevaar beschouwde dan de opstandige gewesten. Was Engeland eenmaal bezet, dat zouden de Noordelijke Nederlanden wel kunnen worden opgerold. Dus zou een grote oorlogs- en transportvloot - de Invinci ble Armada - naar de Noordzee worden gezonden, die Parma in staat moest stellen, zijn Nederlandse leger naar Engeland over te zetten. Tot 1588 wachtte de landvoogd op de vloot, maar toen deze eindelijk kwam, mislukte de hele operatie nog vóórdat Parma in zee was gestoken. En toen de landvoogd in vol gende jaren zijn handen vrij leek te hebben voor een aanval op het opstandige Noorden, toen moest hij zich op bevel van zijn koning echter mengen in burger oorlogen in Frankrijk, die daar al sinds 1562 met tussenpozen woedden. Het Noorden was door het oog van de naald gekropen, niet dankzij eigen kracht en eensgezindheid, maar wegens Filips' nieuwe prioriteiten. De nieuwe Noordnederlandse soevereinen sloegen nu de handen vaster ineen om de strijd voort te zetten. De leiding kwam bij de sterkste van hen: Holland. Het was Johan van Oldenbarnevelt, de landsadvocaat van het grootste gewest, die in feite de politieke beleidslijnen uitzette. Beslissingen inzake de oorlogsvoering maakten daar deel van uit. En de praktische uitwerking van dit krijgsbeleid kwam te liggen bij Oranjes zoon Maurits als stadhouder en kapitein-generaal van vijf gewesten, en bij diens neef Willem Lodewijk, die dezelfde functie bekleedde in Friesland. Deze moderniseerden bovendien het leger, deels gebruik makend van nieuwe 16e-eeuwse methoden, deels van praktijken die zij bij de oude Romeinen ontdekten. 52

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1986 | | pagina 22