rijke weg naar Duitsland beheerste. Hiertegen stelden de opstandelingen zich
te weer door ook nieuwe afspraken in het verlengde van de Pacificatie van Gent
te maken: de Unie van Utrecht, die in twee jaar niet alleen het totale gebied
benoorden de grote rivieren omvatte, maar ook heel Vlaanderen en stukken
van Brabant. Er had een duidelijke hergroepering binnen de Lage Landen
plaatsgevonden. Maar geweldloos zouden de nieuw gevormde kampen niet met
elkaar tot overeenstemming komen. Opnieuw moesten de gematigden ervaren,
dat hun methoden faalden; evenals in 1567 dienden zij een keuze vóór of tegen
Filips te maken, of zich terug te trekken in volstrekte anonimiteit.
De meeste actie ging voorlopig van Parma uit. Deze stelde zich ten doel, eerst
het gebied beneden de grote rivieren onder zijn gezag te brengen. Met zijn troe
pen bezette hij om te beginnen de kuststroken van Vlaanderen, daarmee de zee
weg voor zichzelf openstellend en tegelijk de grote steden isolerend. Vervolgens
tastte hij de steden aan, niet alleen met militaire maar ook met diplomatieke
methoden. Mede wegens zijn zachte voorwaarden vielen Brugge, Gent en leper
in 1584 in zijn handen - de drie hoofdsteden van Vlaanderen -Brabantse
centra als Brussel en Antwerpen volgden een jaar later. Tegelijkertijd voerde
Parma via het Duitse Rijk aanvallen uit op de Rijn- en IJssellinie van de noor
delijken, waarbij hij in 1583 Zutphen en in 1585 Nijmegen bemachtigde. Gro
ningen kwam in 1580 weer in zijn macht doordat de stadhouder Rennenberg
onder het gezag van Filips II terugkeerde. Zo nam het opstandige gebied sterk
in omvang af en raakte het aan alle kanten ingesloten.
Veel kracht konden de opstandelingen hier niet tegenover stellen. Voortdu
rend werden zij verzwakt door gebrek aan onderlinge samenwerking en geldte
korten. Dringend hadden zij buitenlandse hulp nodig. Die hadden zij al in
voorgaande jaren zowel in Frankrijk als Engeland gezocht, maar met weinig
succes. In 1580 kwamen zij echter met de Franse kroonprins Anjou tot overeen
stemming. Deze zou de leiding van de Opstand nemen in ruil voor de soeverei
niteit over de rebellerende gewesten. In juli 1581 zetten de laatsten in de Staten-
Generaal de beslissende stap: zij verklaarden Filips II van zijn soevereine waar
digheden vervallen. Tegenlandvoogd Matthias trad nu af en keerde naar Duits
land terug. Het duurde echter tot 1582 voordat Anjou arriveerde en de lands
heerlijkheid van een aantal gewesten aangeboden kreeg. Holland en Zeeland
besloten slechts met hem samen te werken, maar benoemden hem niet tot hun
graaf.
Echter: leiding ging er van Anjou niet uit en Franse hulp leverde hij nauwe
lijks. Toch beschouwden sommigen, onder wie Oranje, Frankrijk als de meest
aangewezen bondgenoot omdat het sterk anti-Habsburgs was. Maar toen in
1584 Anjou en Oranje kort na elkaar overleden en de Franse koning geen
nieuwe toezeggingen wilde doen, kregen pro-Engelse groeperingen de over
hand. Anderen, die zich ernstig afvroegen of terugkeer naar Filips II niet de
51