geloofszaken teveel hadden blootgegeven, anderen omdat zij meer economisch voordeel van een verblijf in Duitsland of Engeland verwachtten. Het radica lisme, dat uit allerlei bron was voortgekomen maar zich op de religie had toege spitst, leek bedwongen. In Spanje had Filips II intussen besloten, de radicalen hard aan te pakken. Deels immers waren zij alléén rebellen, deels ketter en rebel tegelijk. Onder zijn adviseurs was de hertog van Alva voorstander van strenge straffen, en tevens van de versterking van het overkoepelend bestuur in de Lage Landen. Omdat hij in 1567 korte tijd in Spanje gemist kon worden, werd Alva zelf naar de Nederlanden gezonden om de gewenste maatregelen voor te bereiden; Filips zou vervolgens komen om de structurele besluiten te nemen en af te kondigen. Alva arriveerde nog datzelfde jaar en werd, door terugtreden van Margaretha, landvoogd; Filips zou van zijn voorgenomen reis afzien. Hard trad Alva in de Lage Landen op. Onder de verdachten van rebellie die hij liet terechtstellen bevonden zich Egmont en Horn. Ter versterking van het centrale gezag beval hij, dat in ieder gewest het gewoonterecht op schrift moest worden gesteld, zodat het vervolgens kon worden geüniformeerd: een maatre gel die door de autonome gewesten zozeer werd gesaboteerd dat vrijwel geen stukken in Brussel werden ontvangen. En om een eind te maken aan de finan ciële afhankelijkheid van Castilië, waarin de Lage Landen sinds de late jaren vijftig waren geraakt, probeerde hij enkele algemene belastingen in te voeren. Deze stuitten echter niet alleen op de tegenstand der provinciale besturen, die ook hier hun zelfstandigheid in gevaar achtten, maar eveneens op verzet van kooplieden die zwaarder belast dreigden te worden dan bij het bestaande, op agrarische verhoudingen gebaseerde systeem gebruikelijk was. Het is duidelijk dat het nemen van al deze maatregelen, hoe billijk of begrijpelijk soms ook, onder de gegeven omstandigheden niet steeds verstandig was en dat het de reeds eerder gesignaleerde gevoelens van onvrede alleen maar nieuw leven kon inbla zen. - In Duitsland was in deze jaren onder de uitgeweken Nederlanders een reeks contacten ontstaan. Felle calvinisten en economisch benadeelden, tegenstan ders van centralisme en getroffenen door verbeurdverklaringen door Alva von den elkaar daar, niet in een gemeenschappelijke doelstelling, maar in een alge mene afkeer van de landvoogd en zijn meester. De kern van deze samenwerking werd gevormd door de calvinisten, de leiding kwam bij de gematigde Willem van Oranje. Tegenover de hardheid van Alva wilden nu ook de ballingen geweld plaatsen. Weliswaar leverden door hen in 1568 en 1570 uitgevoerde invallen in de Nederlanden geen blijvend resultaat op. Maar in 1572 veranderde dat. Bij een niet geplande aanval vanuit zee werd op 1 april Den Briel door Oranjes mensen genomen. Toen kort daarna ook Vlissingen en Enkhuizen in hun handen vie- 47

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1986 | | pagina 17