ken waren er algemeen te signaleren: verdraagzaamheid ten aanzien van ander mans opvattingen en afkeer van geloofsvervolging. Deze laatste, de geloofsvervolging, had zich echter juist in al haar scherpte gemanifesteerd. Evenals vorsten elders gingen de Habsburgers uit van een volstrekte eenheid van Kerk en Staat, om religieuze en staatkundige redenen. Zij waren overtuigd van de juistheid van de leer van Rome. Zij achtten het hun plicht om deze leer te verdedigen, ook gewapenderhand, en waren er anderzijds aan gewend om van de kerkelijke leiders steun te krijgen bij hun politiek hande len. Ieder die zich keerde tegen de ene Kerk, was volgens deze opvatting tevens ongehoorzaam aan de vorst en plaatste zich buiten de samenleving. Zo'n per soon was tegelijkertijd een ketter en een rebel. Voor beide diende hij gestraft te worden. Het is duidelijk dat het naast elkaar bestaan van twee of meer Ker ken binnen deze gedachtengang uitgesloten was. Het was in de Nederlanden in sterke mate de centrale overheid te Brussel die de vervolging van ketters organiseerde, hoewel ook van kerkelijke zijde inquisi teurs werkzaam waren. Door Karei V en Filips II werden vanaf 1520 plakkaten van toenemende scherpte tegen de andersdenkenden uitgevaardigd. De door de Kerk of Staat opgepakte ketter moest altijd worden gevonnist door de wereld lijke overheid, omdat die tegelijk de sterke arm van de Kerk was. In totaal wer den, naar de huidige schattingen, circa 3.000 doodvonnissen voltrokken, waar van meer dan de helft over dopersen. Dit aantal was aanzienlijk geringer dan de tijdgenoten meenden. Het lag ook beduidend lager dan Karei en Filips had den gewild, omdat vele verdachten tijdig uitweken, en omdat heel wat lokale en gewestelijke functionarissen weigerden mee te werken aan scherpe ketter- bestrijding - sommigen omdat zij zelf niet orthodox katholiek of zelfs pro testants waren, anderen omdat vervolging naar hun opvatting meer onrust teweeg bracht dan de aanwezigheid van een aantal overigens goede onderdanen die alleen doolden in de geest. Niet alleen op godsdienstig, maar ook op bestuurlijk terrein leidden de geloofsvervolgingen dus tot tegenstellingen. IV Intussen maakte de geleidelijke verplaatsing van het zwaartepunt van de we reldeconomie naar het Atlantisch kustgebied de gunstig gelegen Westneder landse provinciën tot het centrum van de wereldhandel. Een algemene Euro pese bevolkingsgroei zorgde bovendien voor een toename van de vraag naar produkten en intensivering van de commercie. De oostelijke gewesten, die een sterk agrarisch karakter behielden, werden door deze ontwikkelingen slechts in beperkte mate geraakt. Het was het Brabantse Antwerpen, dat zich nu ont plooide als het knooppunt van de transitohandel. Portugezen brachten daar peper en goud, en namen koperen voorwerpen mee terug die er door Duitsers 43

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1986 | | pagina 13