pogingen om de Kerk te vernieuwen, vanuit laatstgenoemde geesteshouding ondernomen, werden door Rome wel overgenomen. Zulke pogingen kwamen er ook nog na 1517, nadat voorstellen van Maarten Luther tot hervorming van de oude Kerk als te radicaal en ketters werden afgewezen. Luther was op grond van zijn kritiek op Romes leer der goede werken uit de Kerk gestoten, werd door anderen gevolgd en legde de basis voor een nieuwe Kerk naast de bestaande: een ongekende situatie. Zijn denkbeelden vonden, hoewel niet op grote schaal, ook in de Nederlanden aanhang en zijn hier te beschouwen als het begin van een eerste Reformatiegolf. Ook op de sacramenten van de oude kerk had de Duitse hervormer weldra kritiek. Zijn opmerkingen op dit punt sloten aan bij de bezwaren die al enige tijd leefden bij individuele gelovigen in de Lage Landen, die men aanduidt als sacramentariërs of sacramentisten. Sommigen van dezen bleven voorlopig nog binnen de Katholieke Kerk, anderen onttrokken zich aan de kerkelijke ver plichtingen zonder echter luthers te worden en hielden in alle stilte godsdien stige huissamenkomsten. In deze kring kwam, vanaf 1530, ook de kinderdoop onder kritiek te staan en propageerden sommigen volwassenendoop als het juiste alternatief. Zo ontwikkelde zich de stroming der dopersen. Deze ken merkte zich door geringe organisatie, door dikwijls sterk lokale bindingen, maar verwierf grote aanhang, zowel wegens haar religieuze opvattingen als vanwege het feit dat een economische crisis in deze jaren vele ontwortelden naar nieuw houvast deed zoeken. Een tweede Reformatiegolf spoelde vanaf 1560 over de Nederlanden: via Frankrijk kwam hier het calvinisme binnen. Deels bouwde dit voort op reeds door de lutheranen, door de dopers, en door individuele reformatorische theo logen ontwikkelde opvattingen, deels voegde het ook nieuwe elementen aan het godsdienstig denken toe. Goed georganiseerd, helder omschrijvend wat haar voornaamste opvattingen waren, wist deze stroming velen tot zich te trekken. Daar kwamen ook weer economische motieven - een nieuwe crisis in de jaren zestig - bij. In de volgende decenniën wist het calvinisme zich te ontwikkelen tot dé toonaangevende protestantse groepering in de Nederlanden. Toch zou omstreeks 1600 niet meer dan 1097b der Noordelijke Nederlanders lidmaat van de Calvinistische Kerk zijn. Dat wilde echter niet zeggen, dat de overige inwo ners van deze gewesten nog trouw katholiek waren. Plaatsen wij luthersen en dopers even terzijde, dan signaleren wij tussen orthodoxe katholieken en recht zinnige gereformeerden een grote, zeer heterogene middengroep. Daartoe val len, als in een verglijdende schaal, achtereenvolgens te rekenen: traditionele katholieken, 'protestantiserende' katholieken die bepaalde elementen van de nieuwe leer wel in de oude Kerk wilden invoeren, en protestanten die Rome de rug wel hadden toegekeerd maar nog geen lid van een andere Kerk waren geworden. Hoe weinig homogeen dit religieuze centrum ook was, enkele trek- 42

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1986 | | pagina 12