comitéleden voor- of nadien deel uitmaakten van de municipaliteit, kreeg de werkgroep dus te maken met 42 nieuwe namen. De biografische gegevens der betreffende personen worden aan het einde van dit artikel vermeld. De 51 comitéleden (inclusief de negen representanten) blijken hoofdzakelijk te behoren tot de burgerij en de middenstand van Zutphen. De enige uitschieter is Gerhard Jan Haesebroeck (tevens representant) die uit een Zutphense magistraatsfamilie stamt (zijn grootvader Gerhard, brouwer, was al in 1706 raadsvriend). Ook Justinus Tengbergen, de stadsmedicus, en representant, wiens familieleden in Doetinchem als burgemeester optraden, zou tot de regen tenstand kunnen worden gerekend. Een groot deel der comitéleden was koopman, zoals wijnkoper (Haese broeck, Hofman, Schaalen Willink), houthandelaar (Colenbrander, Van Huet, J. F. Nieuwenhuis, Wijers en Bobbink), koopman in ijzerwaren (Eve- kink), maar van de meesten van hen viel niet te achterhalen waaruit hun 'koop manschap' bestond. Vermelding verdienen nog: de drogist Groneman, de apo theker Gijse en NB vier zilversmeden (Gerverdink, Roesing, Ruempol, en De Vries). Daarnaast waren er verschillende ambachts- of handwerkslieden, zoals blauwverver, kaarsenmaker, leerlooier, olieslager, smid, timmerman, wolkam mer, of zeemsbereider; en in de vrije beroepen de potteschipper Harmens, de stalhouder Rosegaard uit Doetinchem en de stadsarchitect Wittenberg uit Amsterdam. Van enkelen kon het beroep niet gevonden worden, terwijl de slechts met initialen aangeduide comitéleden G. J. Lammers en H.Nijenhuis niet konden worden gedetermineerd. Bij nadere beschouwing van de herkomst en afstamming van de comitéleden valt het op dat slechts één derde van hen echt 'Zutphenees' is, dus geboren en getogen in de IJsselstad, uit een familie die er al enige generaties lang gevestigd was. Een ander derde deel was weliswaar in Zutphen geboren, maar hun vader, van elders komend, grotendeels uit de kleinere plaatsen in de Achterhoek, was in Zutphen neergestreken. Het resterende derde deel tenslotte betreft personen die elders waren geboren en na hun vestiging in Zutphen hier voor het meren deel burger waren geworden. Van de 51 comitéleden hadden slechts 18 het Adres mede ondertekend dat in 1783 aan het stadsbestuur was aangeboden en waarin om herstel van oude burgerrechten was gevraagd5. Al bij al moet men dus constateren dat het comité qua afstamming en her komst der leden niet uitgesproken een typisch Zutphens gezelschap heeft gevormd, nu immers twee derde van hen tot de 'nieuwkomers' in de stad kan worden gerekend. Behalve de representanten onder hen en nog enkele anderen die ook na 1798 in het stadsbestuur of op andere terreinen, zoals het genootschapswezen, min of meer op de voorgrond zijn getreden (Beusekamp en Groneman) is het over- 5

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1986 | | pagina 7