regionaal belang. Tekenend is, dat in de late 14de en 15de eeuw in de samenstel ling van het stadsbestuur de landadel steeds meer de plaats innam van de koop lui.20 Uit zowel de archeologische als de historische gegevens blijkt, dat de bloei tijd van Zutphen kan worden geplaatst in de 13de en 14de eeuw, waarop vanaf eind 14de eeuw een teruggang intreedt. Uit deze bloeitijd zijn het vooral de archeologische gegevens, die ons een beeld kunnen geven van de ontwikkeling van Zutphen. Historische bronnen zijn schaars en vaak voor tweeërlei uitleg vatbaar. Een voorbeeld van de hieruit ontstane misverstanden is wel, dat men vaak nog de aansluiting van Zutphen bij de Duitse Hanze als een hoogtepunt beschouwt, terwijl dit eigenlijk het tegenovergestelde betekende. De onafhan kelijkheid van Zutphen van de Duitse Hanze in de voorafgaande twee eeuwen was juist een teken van voorspoed. Het zal duidelijk zijn, dat Zutphens bodemarchief nog de moeite waard is. Hopelijk zal de waarde ervan in de komende jaren beter worden ingeschat en zal de gemeente Zutphen maatregelen treffen om ons bodemarchief te bescher men en te exploiteren. Slot Noten 1. Zie L. Lensen en W. H. Heitling, Stad in de middeleeuwenZutphen 1983. 2. M. M. Doornink-Hoogenraad 1983, Stedenatlas van ZutphenDelft 1983 (serie Historische Stedenatlas van Nederland, afl. 3), blz. 8, 21, 22. 3. Doornink-Hoogenraad 1983 meent, dat alleen een 'koopliedenwijk' tussen Houtmarkt, Zaad- markt, Bernhardsteeg, Beukerstraat, Turfstraat en Korte Hofstraat zo was versterkt. 4. Voor uitvoeriger bespreking van de privileges e.d.: W. A. de Vries, De opkomst van Zutphen, Zutphen 1960 hst. VIII. 5. C.L. Verkerk, 'Het stadsprivilege van Zutphen van 1190/1191', in: Ad fontes, feestbundel prof. dr. C.van der Kieft, Amsterdam 1984, blz. 203-227. 6. L. A. J. W. Sloet 1872-'76, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen, 's-Graven- hage 1872-'76, dl. I blz. 400. Pas in de 14de eeuw zijn er weer gegevens over een munt. Zie R. Wartena 1980, 'Het Zutphense pond en de val van de groot', Ondernemende Geschiedenis, 's-Gravenhage 1980 blz. 33-49; M. M. Doornink-Hoogenraad en R. Wartena 1969, De munt en de Gouden Sterre, Zutphen 1969. 7. Sloet 1872-'76, o.c., nr.943: 'ecclesie beate Mariae in Nova Civitate', in een oorkonde uit 1272. Het oudste bewaarde gedeelte van de kerk is vroeg-14de-eeuws (mededeling Th. ten An- scher). 8. Dit terrein waar in 1982-'83 een aantal aanbouwsels van fa. Dullaert werd gesloopt, is eigen dom van C A Nederland, die hier een vestiging wil bouwen. C A gaf welwillend toestem ming voor een onderzoek, de gemeente subsidieerde de graafmachine, fa. Peters stelde ons kosteloos hekwerk ter beschikking. Zie Jaarverslag Historische Vereniging Zutphen 1985. 27

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1986 | | pagina 29