dat wellicht nog eind 13de eeuw is afgebroken.9 Aanvankelijk was de
Nieuwstad een zelfstandige stad naast Zutphen, met eigen bestuur, eigen kerk
en gasthuis, maar al in 1312 werd het bij Zutphen gevoegd. In de 14de eeuw
werden Nieuwstad en Zutphen als één geheel ommuurd.
Vergelijken we de 12de-eeuwse met de 14de-eeuwse situatie, dan blijkt wel
hoezeer Zutphen in die tijd in omvang is toegenomen. De eerste wal en gracht
ter plekke van de markten omvatten ca. 5 ha., waarvan in de 12de eeuw een
deel nog landbouwgrond was. Met de uitleg naar de Oude Wand is het oppper-
vlak al vergroot tot ca. 13 ha., met Nieuwstad erbij werd dit al zo'n 20 ha. Dit
betekent dus een verviervoudiging van het oppervlak tijdens de 12de en 13de
eeuw!
Bij deze uitbreidingen was de graaf nauw betrokken. De oorzaak van de gra
felijke belangstelling schuilt mede in de aard van zijn financiën. De grafelijke
inkomsten bestonden aanvankelijk vooral uit de (agrarische) opbrengsten uit
zijn goederen en rechtspraak, en ook uit opbrengsten van tollen, marktrechten
e.d. Het toenemend gebruik van geld als betaalmiddel en de groeiende omzet
van de handel maakten deze laatste inkomsten steeds belangrijker. Daarente
gen namen de agrarische inkomsten steeds meer af, vooral doordat het hofstel-
sel (horigheid) geleidelijk aan plaats maakte voor pacht.10 In de loop van de
14de eeuw schakelde de graaf/hertog bij zijn toenemende financiële problemen
steeds vaker de hulp in van de steden, die hem leningen en borgstellingen ver
strekten. Dit, gevoegd bij de herhaalde opvolgingsgeschillen en de machtsstrijd
in Gelre, leidde tot een steeds grotere invloed van de steden in de landsheerlijke
raad.11 De steden werden steeds zelfstandiger. Dit ging hand in hand met de
economische groei in die periode.
Zutphen en de IJsselhandel
In de 13de en 14de eeuw nemen de handelsactiviteiten van de IJsselsteden een
grote vlucht. In die tijd vormde de IJssel een belangrijke waterverbinding tus
sen de Rijn en de Noordzee. De steden langs de IJssel hielden zich bezig met
de tussenhandel: de rivierscheepvaart stroomopwaarts de Rijn (Keulen vormde
de stapelplaats van een handelsnet tot in Zuid- en Oost-Europa) en de kust
scheepvaart rond de Noordzee tot in de Oostzee. De belangrijkste handelsarti
kelen waren uit het Oostzeegebied vooral hout, graan, haring en stokvis en ook
traan, pelswerk, potas, hars en teer, en uit het Boven-Rijnse vooral wijn en ook
fruit en noten, en metaal. Vanuit Engeland werd wol verscheept, die vooral in
West-Nederland in de lakennijverheid werd verwerkt en weer geëxporteerd.
In veel publicaties wordt in dit verband al snel het begrip 'Hanze' genoemd,
met name de 'Duitse Hanze' van Noordduitse steden, onder leiding van
Lübeck. Dit is niet terecht, zoals ook met grote nadruk is betoogd door prof.
24