Nu was er weinig gezelligs aan zo'n cel naar onze maatstaven: een klaptafel
aan de muur, een houten kruk, die met een ketting aan de muur zat, een brits
met stro-matras en niet te vergeten in een hoek het 'tonnetje' (wel met een dek
sel erop) waar de man zijn behoeften in deponeerde. In de deur zat een luikje,
waardoor het eten werd aangegeven en met de man gepraat kon worden zonder
dat de deur openging. Ook zat er een klein kijkgaatje in, zodat de man bespied
kon worden zonder dat hij het merkte.
Het werk gaf de onderwijzer dikwijls veel voldoening. Ik herinner mij - wij
woonden aan de Warnsveldseweg dat er een man bij ons aanbelde die mijn
heer Jansen wou spreken. Het bleek een ontslagen gevangene te zijn, die mijn
vader kwam bedanken omdat hij hem in de gevangenis lezen en schrijven had
geleerd. Analfabetisme kwam in die tijd veel voor onder kermisvolk en andere
zwervers.
Helaas werd mijn vader in de winter 1908-1909 ernstig ziek. Het bleek, dat
hij keelkanker had, waar men in die tijd niets aan kon doen omdat er geen mid
delen voor waren. Misschien had hij het wel gekregen van het vele roken. Dat
was goedkoper dan tegenwoordig. Ik moest nog al eens voor een kwartje siga
retten halen, dan kreeg je er in een papieren zakje 13 stuks voor. Ook rookte
hij veel pijp: Horloge-tabak was zijn merk. Een half pondje kostte 15 cent. Er
zat een bon in: als je die spaarde (ik weet niet hoeveel) dan kreeg je een horloge.
Ik heb er een gehad en mijn broer ook. Het waren nogal zware 'knollen', maar
ze deden het best.
Ongeveer half januari 1909 kon mijn vader zijn werk niet meer doen. Er
kwam een vervanger als onderwijzer, maar deze kon het orgel niet bespelen.
Ik had met mijn elfde jaar orgelles gehad van een pianolerares en speelde al
spoedig beter dan mijn vader. Tijdens zijn ziekte heb ik hem toen vervangen
als organist in de gevangenis-kerk.
Op 17 maart 1909 stierf mijn vader. Wij woonden aan de Warnsveldseweg
tegenover het Kerkhof. Bewaarders van de gevangenis in uniform hebben hem
ten grave gedragen. Mijn moeder bleef achter met zes kinderen en een klein
pensioen. Ik was de oudste en al leerling van de Christelijke Normaallessen; in
mei 1912 slaagde ik te Arnhem voor onderwijzer.
Na de dood van mijn vader vroeg de directeur van de gevangenis mij of ik
de functie van organist niet blijvend wilde vervullen. Ik wilde dat graag doen,
vond het erg interessant. Bovendien verdiende ik er 100,per jaar mee en
kon dus elke maand 8,33 halen op de administratie.
Hoe zag die kerkzaal eruit? Een groot podium met in het midden een lesse
naar, rechts een orgel (harmonium), op de achtergrond tegen de wand een
altaar, waarvoor bij de protestantse diensten een gordijn hing. Verder waren
er 75 hokjes met kippegaas ervoor. Amfitheatergewijze gingen de rijen
omhoog, zodat de toehoorders over elkaar heen keken. Van de eerste rij was
100