bewoning vóór 1200 en deze gegevens roepen vaak evenveel vragen op als ze beantwoorden. Het is nog volstrekt onduidelijk hoe men zich de nederzetting binnen de versterking bij de markten moet voorstellen. Behalve van de opgra ving op 's Gravenhof in 1946 hebben we geen gegevens over de vroeg middeleeuwse bebouwing, uitgezonderd een stuk van een huis uit omstreeks 1200, door de archeologische werkgroep opgegraven achter Zaadmarkt 102 (de Dekenije), mei 1984. Hiervan werden de vloerniveaus teruggevonden en een deel van de huiswand, die opvallend genoeg reeds dezelfde oriëntering had als de huidige percelering.14 Uit de archeologische vondsten is nog maar een vaag beeld te geven van Zutphens vroeg-middeleeuwse bewoningsgeschiedenis: een ruwe schets met veel witte plekken. Wordt vervolgd Noten 1. Zie Oud-Zutphen 1 (1982), blz. 24-34. 2. J. F. Niermeyer 1976, Lexicon Mediae Latinitatis Minor1976, blz. 740. 3. J. G. N. Renaud 1950, 'De onderzoekingen op het Gravenhof te Zutphen', Bulletin K.N.O.B. 1950, blz. 15-33. 4. W. de Vries 1960, De opkomst van ZutphenAssen 1960 (met name blz. 32-37, 105-106). 5. Volgens de 'Zutphense falsa' zou het St. Walburgskapittel in de 11de eeuw beleend zijn met o.a. vier 'curtes principales' (hoofd-hoven), waarvan er één zou zijn gevestigd in. Zutphen. Dit is volgens De Vries niet de hof op 's Gravenhof, maar een tweede hof, een 'kapittelhof'. Dit is een dubieuze kwestie, want een dergelijk hof wordt nergens ooit meer genoemd. Pas in 1373 is er sprake van een huis van de proost, maar dit wordt omschreven als een 'habitatio claustralis', een woning in de kerkimmuniteit (M. M. Doornink-Hoogenraad 1975, De proost dij te ZutphenZutphen 1975). 6. A.E.van Giffen en H.Praamstra 1973, De Groninger St. Walburg en haar ondergrond Amsterdam/Londen 1973. 7. Renaud 1950, o.c. 8. Archief Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. 9. Renaud 1950, blz. 26. 10. J. G. N. Renaud 1968, 'Quelques remarques concernant le "Hunneschans" au Lac d'Uddel', Chateau Gaillard IV (1968), blz. 191-194. 12. Zie o.a. P. Grim 1958, Die vor- und frühgeschichtliche Burgwal le der Bezirke Halle und MagdeburgBerlin 1958, en R. von Uslar 1964, Studiën zu frühgeschichtliche Befestigungen zwischen Nordsee und AlpenKeulen 1964. 13. F. Leyden 1940, 'Nederlandse plattegrondstudies', Historisch Tijdschrift 19 (1940), blz. 54-64 (blz. 56). Een andere verklaring zou kunnen zijn, dat men aan een zgn. 'leugenbank' dacht, zoals die bekend is van elders: een plaats waar men bij elkaar komt om praatjes (en sterke ver halen) uit te wisselen. 14. Zie P. Bitter, 'Archeologisch onderzoek bij de Dekenie', Jaarverslag Wijnhuisfonds over 1984, Zutphen 1985, blz. 60-65. 77

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1985 | | pagina 23