ZUTPHEN 1946 TTTTrp I I I i I I I ri n I I I'M rrrrrrm
BORINGEN
LANGE HOFSTRAAT
Afb. 2. Lange Hofstraat 1946: grondboringen naar de natuurlijke ondergrond (naar
documentatie ROB Amersfoort en Renaud 1950, blz. 27).
Kuiperstraat, gaf pas op 5.70 m diepte schoon zand. Op het andere punt, 35
meter zuidelijk ervan, leverden boringen al op 1.40 m diepte schoon zand
op. Destijds werd dit enthousiast verklaard als een gracht en een wal: de eerste
versterking van Zutphen.7 Bij nadere beschouwing van de originele
aantekeningen8 blijkt evenwel, dat de 'gracht' (die op een onmogelijk grote
afstand van de 'wal' ligt) slechts berust op één enkele boring. Zou men niet bij
toeval kunnen zijn gestuit op een kuil of iets dergelijks? De wal blijkt op twee
boringen te berusten.die in de originele aantekeningen beide zijn aange
merkt als 'niet betrouwbaar'. Bij de vele graafwerkzaamheden in en om de Kui
perstraat (o.a. sloopwerk en opgravingen in 1982 en 1984, rioleringswerkzaam
heden in 1984) is van enige versterking niets gevonden.
Er is nog een vierde verklaring mogelijk voor de term 'oppidum' in de
vroegste historische bronnen. In 1946 werd ook een onderzoek gedaan naar de
vanouds veronderstelde versterking ter hoogte van de Groenmarkt-
Houtmarkt-Zaadmarkt.9 Bij de Wijnhuistoren werd een grote sleuf gegraven
in de breedte over de Groenmarkt. Inderdaad bleek het verloop van de markten
een weerspiegeling te zijn van een vroegere versterking! Het grote Noord-Zuid
profiel gaf een doorsnede door een gracht, ca. 8 meter breed en 2 meter diep.
De wanden van de gracht waren met klei bekleed. Gezien de hogere ligging (de
bodem zit op 8.10 m NAP) moet de gracht droog zijn geweest. Ca. 10 meter
zuidelijk van de gracht was een spitse greppel van 3 meter breed en 1 meter diep,
die men aanzag voor een tweede gracht. Gezien de geringe omvang is het echter
veel aannemelijker dat het gaat om een standgreppel voor een doornhaag of
voor staketsels, een gebruikelijke vroeg-middeleeuwse aanleg (b.v. bij de Hun-
75
RECONSTRUCTIE
DOORSNEDE 1950