waarop zij 'geen swaarigheyd hebben gemaakt'. Op 27 november 1790 promo
veerde Klose tot doctor medicinae aan de universiteit van Duisburg. De waarde
van deze promotie is niet duidelijk. In die jaren werd de doctorsbul menigmaal
tegen betaling op schriftelijk verzoek verstrekt. Op 15 december besluit de ma
gistraat de bul te erkennen. 'Op rapport der Heren van den Gerichte', waar Klo
se zijn 'bulle' had getoond, werd hij 'tot de excercitie van de Practijk in die Qua-
liteit alhier geadmitteerd'. In het Memoriën en Resolutiënboek komen we Klose
ook regelmatig tegen als hij op verzoek van de Heren van den Gerichte een lijk
schouw verricht in gevallen van zelfmoord, verdrinking en ook een keer bij een
officier, die in een duel buiten de Marspoort was gedood.
In juli 1798 werd Klose betrokken bij een ander, niet alledaags geval. Ter ge
legenheid van de aanneming van een nieuwe staatsregeling werden er feestelijk
heden georganiseerd. H. van Hulst zou de illuminatie rondom de vrijheids
boom aansteken. Bij deze werkzaamheden werd hij door eën kogel gekwetst. In
verband hiermede, zo besloot de raad 'bekomt hij een onderstand van een gul
den daags'Dat beviel Van Hulst blijkbaar goed, want op 28 juli vraagt de raad
aan Klose om eens te gaan kijken of Van Hulst al of niet genezen is. Op 1
augustus rapporteert Klose dat de patiënt is hersteld en adviseert hij met de toe
lage op te houden.
Op organisatorisch vlak zijn er inmiddels toch wel moeilijkheden. In novem
ber 1792 overlijdt de tweede chirurgijn, Jan Hendrik Holst. Op 16 november
komt al een spontane sollicitatie binnen naar de vacante post van F. Bosman, de
chirurgijn uit Steenderen. Op 30 januari 1793 vraagt Klose om in de vacature te
voorzien. De raad vindt het niet nodig en het request wordt 'mits dezen gediffi-
culteerd'. De eerste jaren lijkt Klose hierin te berusten. Op 11 maart 1796 blijkt
dat er iets is gebeurd met een kraamvrouw 'in de Hoven buiten der Marschpoort
door den vroedmeester Klose bediend'. De magistraat vraagt om inlichtingen.
Wat er gebeurd is heb ik niet kunnen vinden. Kwam hij te laat? Was hij te zeer
overbelast? Ik weet het niet. Het valt wel op dat de 'Commissie tot onderzoek
na 't gedrag der Amptenaren' de gemeentebestuurderen op 2 juli 1796 verzoekt
'in den post van Stadschirurgijn, vacant door 't overlijden van J. Holst spoedig
te voorzien'. De raad besluit verder: 'De heren Haesebroek en Van Hasselt ver-
zogt de aanstelling van A.G. Klose als stadscirurgijn te examineren en retro acta
na te zien'.
Op 15 december 1796 voegt de bovengenoemde commissie er nog aan toe
'A.G. Klose te gezinnen de Diaconie en 't Vreemde Weeshuis te bedienen voor
de drie en dertig gulden, die de Diaconie pleegt te betalen aan J. H. Holst als chi
rurgijn. Hieraan wordt geen gevolg gegeven. In 1793 doet de rentmeester van de
Walburgskerk de laatste betaling 'aan den chirurgijn J. H. Holst oftewel des-
selvs gevolmachtigdens G.Roelofsen en D.van- Sittert'Het tractement be
draagt echter niet drieëndertig gulden maar sinds decennia vijfentwintig gul-
50