Opvallend was de waarneming, dat ónder de ophoging sporen van akkers wer
den gevonden, daterend uit de 10de/12de eeuw - oorspronkelijk is hier vóór
de 13de eeuw blijkbaar nog geen straat geweest.
Een soortgelijke waarneming is juni 1984 gedaan in de Kuiperstraat, bij het
achterplein van hotel 's Gravenhof. De constructie was hier anders dan in de
Waterstraat (afb. 4): eerst een laag lengtebalken (20 cm. dik), dan een paar
(2,3) lagen dwarsbalkjes (10 cm.), daarop aan de zijkanten twee lengtebalken
met nog een laag dwarsbalkjes. Om verzakkingen tegen te gaan had men onder
de buitenste van de onderste lengtebalken nog verticale palen (20 cm. dik, 1 m.
lang) ingeslagen. Ook hier bleek er een samenhang met een ophogingslaag uit de
tweede helft 13de eeuw. Op en tussen de balken kwamen scherven voor van
'protosteengoed' (tweede helft 13de, begin 14de eeuw) en 'bijna steengoed'
(eind 13de, eerste helft 14de eeuw).
2. Ophogingen en rivierstijgingen
Ophogingslagen zijn een algemeen verschijnsel in Nederlandse steden. Deze da
teren vooral uit de Late Middeleeuwen en kunnen een flinke dikte bereiken: in
Zutphen varieert dit tussen de 2 en 5 meter. De reden voor die ophogingen is
vaak slecht te bepalen - in het ene geval betreft het grond die werd gestort op
de plek van een afgebroken huis om de zaak te egaliseren en de rommel af te
dekken, in het andere geval is de reden volstrekt onduidelijk. In een aantal ge
vallen blijkt er echter een duidelijk verband te zijn met wateroverlast.
Door een aantal oorzaken is in de Late Middeleeuwen in de Nederlandse rivie
ren de waterstand gestegen. Dit zorgde niet alleen voor een hogere stand van het
grondwater, ook bleken rivieroverstromingen steeds veelvuldiger voor te ko
men. Als oorzaken kennen we: veranderingen van zeestromingen die dichtslib-
bing of juist vergroting van bepaalde riviermonden bewerkstelligden; klimato
logische veranderingen die voor meer stormen en stormvloeden in het kustge
bied zorgden; en stijging van het gemiddeld zeeniveau3In de 13de eeuw groeide
de Lek uit tot een omvangrijke rivier, terwijl de Kromme en Oude Rijn inslon-
ken tot beekjes. Door afbraak van de veengebieden aan haar oevers breidde het
Almere zich in de tweede helft 12de, en 13de eeuw uit tot de Zuiderzee. Ook de
IJssel is in deze periode sterk veranderd4.
Historische bronnen melden een ongewone hoeveelheid overstromingen van
de IJssel in de perioden 1140 - 1160, 1260 - 1280 en in de tweede helft 14de
eeuw5.
In de 14de eeuw noopte de wateroverlast bij Zutphen tot ingrijpende maatre
gelen. De rivier stroomde oorspronkelijk met een meander rond Helbergen,
ging zuidelijk langs de stad (ongeveer door de Vispoorthaven en Vispoort-
gracht) en sloot aan bij de meander bij Empe (nu een dode rivierarm). Als ge-
5