Het zal er voortaan op Donderdagochtend de dood in den pot zijn. Een enkele
boer of koopman, die van den prins geen kwaad weet, één die toevallig de eZ.
Crt.niet heeft gelezen of de gelukkige die nooit iets leest, omdat hij overtuigd
is, dat (al die schrieveriëe toch moar larie is', zal morgen te vergeefs het tergend
valsche biggengekrijt daar in de Laarstraat trachten op te vangen.
(Zuuk ie biggen?'zal eene vriendelijkeLaarstraatsche hem vragen dan moei
noar de beestenmarkt, baas, 'tis hier neet meer'. Op welk een behendige manier
kon - let wel: kon en niet: kan, wij zijn al in het verleden zoo'n schuchter
boertje daar in de Laarstraat een koopman soms tot koopen prikkelen met al
lerlei typische zinnetjes, zoals: 'Jao, kiek ze moar is goed an, zoo mooi hei ze
nargens gezeenSoms was de koopman daar zelf van overtuigd en dan volgde
er een luid loven en bieden, vergezeld van duchtig handgeklap. Het bod is te
laag. 6Ie mot meer bieën, man, veur zoo 'n keun. Ei veertien gulden zegt, hei um
Doar kom ik niet van in. Ik geef der oe twaalf'. De koopman loopt door, om
de mand wordt het weer stil. De big, pas bij een achterpoot opgenomen, ligt
weer te midden van haar soortgenooten en wroet zich in het stroo.
De koopman komt na dat oogenblik stilte nog even terug. (Noe, hei oe be
dacht?' 7k mien bedacht, geen kwepsie van, man - denk ie, dit ut mien in
mien harsens mankeert?' (Noe, veur 't laatste'. De boer wordt zwijgzaam bij
den rechterarm getrokken, dien hij automatisch opheft, de hand strekt zich uit,
de koopman laat er de zijne in klatsen.
eNoe, veur 't laatste, laowe 't verschil sniejen, ik bie oe dartien - geef geluk,
wees noe niet eigenwies'.
Even twijfelt de boer, dan, als hij terugklatst met de woorden: Dar dan, dar
hei geluk' is de koop gesloten meestal bezegeld een 'kloarken met zuuker' in een
der nabije café's, waar dan meteen de betaling volgt. En straks gaat de kooper
met de luid krijtende big de Laarstraat uit. Dit alles behoort nu al weer tot het
verleden: de biggenmarkt in de Laarstraat is er geweest; die aan de Veemarkt zal
een heel andere, in elk geval een heel saaie, zijn.
Op 31 maart 1927 schrijft de Vleeskeuringsdienst aan B. en W. dat de aanvoer
van biggen terugloopt en dat, als er niet spoedig wordt ingegrepen, een bloeien
de biggenmarkt zal gaan verlopen. Ook al omdat omliggende markten premies
geven op de aanvoer. Als redenen voor ontevredenheid worden opgegeven:
1. de verplaatsing;
2. het moeten wachten tot de markt open is;
3. het verhoogde marktgeld;
4. de modderpoel waarin het terrein verkeert;
5. het blootstaan aan regen en wind zonder mogelijkheden om te schuilen. In de
Laarstraat was weliswaar ook een open markt, maar men kon schuilen in de
koffiehuizen e.d.
19