H.J. WIJERS
In het Koninkrijk Holland krijgt het bestuur der gemeenten een vorm die meer
overeenkomst met wat ook thans nog gebruikelijk is. Er wordt een burge
meester benoemd, bijgestaan door vier wethouders.1 Voor Zutphen zijn dat: L.
van Heeckeren tot de Wiersse, burgemeester, en de wethouders J. de Bruyn,
Th. Christiaans, J.C. van der Muelen en C.A. Verstege.
Dat wil dus zeggen dat van de tien magistraatsleden die voordien met het
bestuur belast waren, er vier worden gecontinueerd (Van Heeckeren, De Bruyn,
Van der Muelen en Verstege). Slechts één wethouder is nieuw in de politiek: Th.
Christiaans. Zijn benoeming zal zijn voortgekomen uit de wens van koning Lo-
dewijk Napoleon om ook rooms-katholieken in het bestuur te betrekken.
Voorts wordt er voor de gemeenten der eerste klasse, waartoe ook Zutphen be
hoort, een "vroedschap" ingesteld, met - in dit geval - 15 leden. Deze vroed
schap heeft alleen de naam gemeen met het vroegere stadsbestuur en heeft ook
in vergelijking met de huidige gemeenteraad zeer beperkte bevoegdheden. De
burgemeester is het hoofd van de gemeente en hij bestuurt in feite samen met
zijn wethouders de stad, terwijl de vroedschap slechts eenmaal per jaar in gewo
ne zitting bijeengeroepen wordt voor enige financiële aangelegenheden.2.
Als leden van de vroedschap worden benoemd (van verkiezing is geen spra
ke): A. Ardesch, F.C. Colenbrander, P.C. van Hamel, B. van Hasselt, E.L.
van Heeckeren, M.D. de Leeuw van Coolwijck, J.C.J. van Löben Seis, A. Op
ten Noort, H.J. Op ten Noort, B.G. Plegher, A.P. Roelofzen, J.J. Schluiter,
G.J. Sloet, P.J. Vosch van Avesaet, H.A. Welmers.
In deze vroedschap worden dus vier oud-magistraatsleden opgenomen (Ar
desch, Van Hasselt, en de neven Op ten Noort). Uit de Bataafse periode komen
Colenbrander en Schluiter weer terug. De overige vroedschapsleden zijn nieu
welingen. De Leeuw van Coolwijck, Van Löben Seis en Sloet komen voort uit
regentenfamilies van vóór 1795. Roelofzen en Welmers komen uit de patriot-
tenkring. Er zijn nu twee rooms-katholieke leden (Roelofzen en Vosch van Ave
saet). Alle overigen zijn hervormd. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat de
hervormde bestuurders grotendeels behoorden tot de Waalse gemeente (Ned.
Herv. 5, Waals 12).3
Vervolg op het artikel van dezelfde auteur: Het Stadsbestuur van Zutphen in de periode
1802-1808, in Oud-Zutphen, derde jaargang, nummer 1, maart 1984, p. 13-16.
100
HET STADSBESTUUR VAN ZUTPHEN III*
De periode 1808-1811