O
Ontwerp-tekening voor de veestalling op de nieuwe veemarkt, F. H. van Etteger, 1884.
Dat er zeer veel joodse kooplieden waren, blijkt als de Raad in 1902 besluit de
markten van 2, 6 en 23 oktober te verplaatsen naar de dinsdag ervoor in verband
met Israëlitische feestdagen. In 1903 wordt de speciale veekeuring op mond- en
klauwzeer afgeschaft, omdat deze ziekte dan niet meer voorkomt. Ook wordt in
datzelfde jaar 200, subsidie verleend aan de Vereniging tot Bevordering der
Paardenmarkten.
In mei 1904 behandelt de raad een brief van de Zutphensche Spekslagersver
eniging. Deze vereniging zegt in haar brief dat het merendeel van de leden be
hoefte heeft om gedurende de zomermaanden mei tot en met september voor
hun bedrijf levende varkens te kopen en dat zij er daarom van overtuigd is dat
het oprichten van een levende varkensmarkt te dezer stede gedurende genoemde
maanden in een dringende behoefte zal voorzien en dat zij van oordeel is dat een
dusdanige markt evenals te Arnhem niet aan, maar in de gemeente moet plaats
hebben bijvoorbeeld op het Broederenkerkplein op donderdag en beginnende
om 7 uur 's morgens. Sedert de vorige proef met het oprichten van een dusdani
ge markt die huns inziens kunstmatig was, zijn de toestanden veel veranderd en
zal men nu gedurende genoemde maanden kunnen rekenen op gezonde, flinke
en geregelde koopkracht. Zij menen dat er zelfs kans is dat exporthandelaren
hier zullen gaan kopen en verzoeken om inwilliging. B. en W. voelen wel voor
de argumenten en stellen de raad voor het verzoek in te willigen en een krediet
van 385, - voor het in orde brengen van het terrein beschikbaar te stellen. Het
raadslid Molenaar vindt het houden van die markt op het Broederenkerkplein
een ongezonde zaak en vindt dat deze markt op de veemarkt thuis hoort. De
Raad verwerpt het voorstel van B. en W. Wel memoreert de voorzitter nog dat
er voor het houden van deze markt op de veemarkt geen toestemming van de
raad nodig is.
93
L
HE