zoek aan Parijs hebben behoord. Johan Kaldenbach heeft er in elk geval
Johan van Raesfelt tot Twickel ontmoet, die er een opdracht in zijn album
schreef. Op 13 juli 1609 (nieuwe stijl) is hij tenslotte weer terug in het vader
land. Bloedverwant Hendrick Koek uit Arnhem tekent dan zijn album in Lei
den, waar Johan misschien met een paar oude vrienden zijn studententijd is
gaan uitluiden alvorens thuisgekomen serieuzer zaken te moeten aanpakken.
Hij is dan 26 jaar oud. Gepresteerd heeft hij nog weinig.
Wat hij bij zijn terugkeer in Zutphen precies is gaan doen, is aanvankelijk
ook niet duidelijk. Raadgevend werk op juridisch gebied? Maar pas op
21 juni 1614 werd hij beëdigd als advocaat voor het Hof te Arnhem.34 In elk
geval woonde hij de eerste jaren in Zutphen, want op kerstmis 1610 wordt hij
lidmaat van de gereformeerde hervormde) gemeente, anderhalf jaar later,
op 5 juli 1612, trouwt hij er met Margaretha Schalcks, dochter van Gerhard,
licentiaat in de rechten en schepen van Emmerik, en van Alijdt Elverding. Op
27 februari 1616 wordt hij te Zutphen tot schepen gekozen.35 Bovendien ver
vult hij er verschillende stadsambten tot hij op 1 juli 1620 namens het kwartier
van Zutphen als ordinaris raad van het Hof van Gelre en Zutphen wordt be
ëdigd.36 Op 13 februari 1621 legt hij dan al zijn Zutphense ambten neer en
vertrekt definitief naar Arnhem. In of na 1627 wordt hij daar als raadsheer
opgenomen in de Sint-Lucasbroederschap van Arnhemse juristen.37 Hij over
lijdt te Arnhem op 6 mei 1636 en wordt er op 10 mei overluid.
Zoals gezegd was Johan Kaldenbach een belijdend lidmaat van de gerefor
meerde gemeente. Bovendien was hij in 1619 ouderling te Zutphen, in 1627
en 1631 te Arnhem.38 Een echte papenvreter, zoals er in de begintijd van de
Republiek onder de nieuwe machthebbers nogal eens voorkwamen, schijnt hij
echter niet geweest te zijn. Een onverdacht bewijs daarvan vinden we in het
oordeel van de Zutphense jezuïet jonker Arnt thoe Boecop (1584-1622), die
in juli 1621 voor het Hof te Arnhem terechtstond op de beschuldiging met de
vijand te hebben geheuld. Een van de rechters is Johan Kaldenbach, die door
Arnt wordt herkend als een klasgenoot van de Latijnse school te Zutphen, on
der conrector Schiffort, en als medestudent te Leiden.39 Inderdaad was Arnt
thoe Boecop daar op 15 maart 1605, enkele maanden vóór Johan Kalden
bach, rechten gaan studeren.40 Of zij toen vrienden zijn geweest, is niet duide
lijk. In elk geval voelt Johan zich tegenover Arnt in zijn rechtersfunctie duide
lijk gegeneerd.41 Hij neemt dan ook een gematigd standpunt in; de beschuldi
ging van landverraad, door o.a. de momber Winand Everwijn naar voren ge
bracht, probeert hij met succes te doen omzetten in de veel minder ernstige
aanklacht van verboden uitoefening van het priesterschap.42
In zijn eigen aantekeningen beschouwt Arnt thoe Boecop Johan Kalden
bach eerder als een vriend dan als een vijand - maar hij blijft twijfelen, mis
schien omdat Johan zich in die delicate situatie zelf niet tezeer bloot wilde ge-
45