zeer schaars. Toch moeten ook Zutphense jongens zulke boekjes op reis heb
ben meegenomen om er opdrachten in te laten schrijven die later weer plezieri
ge herinneringen konden oproepen en tevens een subtiele manier waren om
mensen aan zich te binden.
Zo is er een losse bladzijde bewaard gebleven uit 1602 met een opdracht van
de Leidse hoogleraar in de filosofie Petrus Bertius aan de Zutphense burge
meesterszoon Johan van Lochteren, "ex locis istis propediente, ex animo meo
nunquam discessuro" (die nu wel van hier vertrekt, maar nooit uit mijn herin
nering zal verdwijnen).4 De rest van het album is verloren. Inderdaad blijkt
Johan van Lochteren naar Frankrijk te zijn gereisd, want in mei 1603 vraagt
zijn vader een aanbevelingsbrief voor hem aan stadgenoot Theodorus Marci-
lius (alias Derrick Marcelysz. Blanckebiel), toen hoogleraar in Parijs.5 Enkele
maanden later vinden we hem terug aan de beroemde rechtenuniversiteit van
Orléans, waar hij bijna twee jaar verblijft en binnen de Germaanse Natie ver
schillende functies vervult alvorens daar in het voorjaar van 1605 tot licentiaat
in de rechten te promoveren.6
Het zou voorbarig zijn op grond van dit schamele resultaat het zoeken maar
op te geven. Persoonlijke documenten uit vroeger tijden zijn - door verer
ving, verkoop of vervreemding anderszins - vaak immers ver van de woon
plaats van de oorspronkelijke bezitter terechtgekomen. Een fraai voorbeeld
daarvan wordt ons geboden door het album amicorum van de Zutphenaar
Johan Kaldenbach, dat ik bij een recent bezoek aan de universiteitsbibliotheek
van Kraków (Krakau, Polen) geheel bij toeval aantrof, aangezien het met an
dere alba amicorum uit het voormalig bezit van de Preussische Staatsbiblio-
thek te Berlijn ter hercatalogisering op een karretje in de leeszaal was gelegd
en ook weer toevallig het eerste van de rij was. Bij mijn weten is dit het enige
thans bekende studenten-album uit 17de-eeuws Zutphen. Op het eerste blad
draagt het album de door een latere hand geschreven titel "Album Amicorum
Domini Johannis a Kaldenbach anno 1634" (fol. lr). Die schrijver heeft ech
ter niet verder gekeken dan zijn neus lang was, want deze foutieve datum is
ontleend aan het omslag van een missive van graaf Hendrik van den Bergh ge
dateerd 19 januari 1634, die door Kaldenbach of mogelijk een familielid van
wege de strelende bewoordingen op fol.2v is geplakt: "Den Edlen Ehrent-
festen Hoichgeleerden Wijsen Voersienigen Heere onse besondere goede
vrient Johan Caldenbach Raath des Vorstendombs Gelre ende Graffschaps
Zutphen". Vleiender kan het nauwelijks. De inschrijvingen in het album
dateren in werkelijkheid alle uit de jaren 1604-1609, toen Johan zijn studierei
zen maakte.
Hij zal zijn album bij zijn dood nagelaten hebben aan een van zijn beide
zoons, hetzij Adam (1613-1670), doctor in de rechten en schepen van Zut
phen, hetzij Gerhard (1621-1679), ook in de rechten gepromoveerd, advocaat
39