was zeer kordaat, had een ferme wil en een rechtlijnige geest. Zij was, evenals haar vader, de beweging der Afgescheidenen toegedaan, een Ortho dox-Christelijke secte,11 die zich niet met de nieuwigheden van de Neder- duitsch-Hervormde Kerk en met de liberalisatie van het onderwijs kon verenigen. De Afgescheidenen werden in hun godsdienstoefeningen be lemmerd, kregen soldaten ingekwartierd en werden zelfs vervolgd. Nu was er door de miserabele economische vooruitzichten in overbevolkte streken van Europa een trek op gang gekomen naar Noord-Amerika, en de Afgeschei den predikanten A. Brummelkamp 12 en A. C. van Raalte 13 (zwagers) zagen daarin een mogelijkheid voor hun benarde geloofsgenoten. In 1846 gaven zij een brochure 14 in het licht, waarin zij in een doorwrocht betoog enerzijds constateren dat in ons land "door gewetenverwoestende concurrentie en door geheel uitzuigende en bange belastingen vanwege de enorme Staats schulden, de burgerstand verdwijnt"; en anderzijds dat er geen behoorlijke christelijke scholen meer zijn "daar op de staatsscholen een algemeen zede lijk onderwijs gegeven wordt hetwelk noch Jood noch Roomschgezinde stooten mag." De eigen koloniën bieden geen uitkomst. "Over de West zal het thans wel niet nodig zijn te spreken." BJijkbaar stond West-Indië in een zeer kwade reuk. Maar ook Oost-Indië wordt afgewezen: er is daar geen land te vergeven en er is geen godsdienstvrijheid. Noord-Amerika daarentegen is zeer geschikt; overvloed aan land en werk, en een ieder mag zijn godsdienst naar eigen inzicht beoefenen. In hetzelfde jaar 1846 emigreert Ds.Van Raalte met een groep Afgescheidenen naar Michigan en sticht daar de kolonie Holland. De vader van Maria Aleida was in 1847 naar Noord-Amerika vertrokken, doch sedertdien had men niets meer van hem vernomen. Dit schrikte haar en Johannes Marinus echter niet af. Zij trouwden in 1850. Ruim een jaar later werd hun eerste kind geboren, Johannes Marinus Jr., en in 1853 een doch tertje. Op 11 oktober 1854 verliet het jonge gezin Zutphen om de Atlanti sche Oceaan over te steken. De vestiging te Grand Haven aan het Meer van Michigan De zeereis geschiedde onder primitieve omstandigheden in een klein zeil schip van ca 400 ton, en duurde ongeveer vijf weken. Het dochtertje stierf onderweg en werd over boord gezet. Johannes Marinus Albers Sr. vestigde zich met vrouw en de kleine Junior niet ver ten noorden van de kolonie Holland, in de kolonie Grand Haven aan het Meer van Michigan, waar op instigatie van Van Raalte reeds een sterke kerkelijke organisatie was opgezet om onder de barre omstandigheden het geestelijk leven op peil te houden. In 1850 was er een klein (8 bij 4 m2) 4

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1984 | | pagina 6