in de late Middeleeuwen). Dezen leerden echter wel hoe zij de rand van de
pot beter konden afwerken door de pas gevormde pot op een draaibare
ondergrond (b.v. een plankje op een bolle potscherf) te zetten en dan in een
snelle draai de rand glad af te vegen "nagedraaide rand").
Bij de scherven uit de Ijzertijd of Romeinse tijd (afb. 2) bevinden zich:
1. een randscherf van een handgevormd, roodbruin-zwart gevlekt, gepolijst
kommetje, middelhard gebakken en gemagerd met grof grind4; 2, 3 en
6. randscherven van potten met een rechte hals, zacht gebakken met (2,3:)
een fijne grindmagering of (6:) een zandmagering, roodbruin of donkergrijs
gekleurd; 4. een wandscherf met nagelindruk- en groeflijnversiering van een
donkergrijs, zacht baksel met een fijne grindmagering, ongepolijst; 5. een
randscherf van een wijde pot met rol-rand, hard gebakken met een grove
zandmagering (witte stukjes tot V2 mm), kern donkergrijs, lichtgrijze bui-
tenlaag. Scherf 5 dateert vermoedelijk uit de Romeinse tijd.5
Bij deze scherven sluit een negental handgevormde wandscherven aan met
zachte, nogal grof gemagerde baksels (grind tot ca. 4 mm), met een donker
grijze kern en een okergeel-roodbruin gevlekt oppervlak (soms zwart).
(wordt vervolgd)
Afb. 2 Scherven uit de Ijzertijd of Romeinse tijd (beschrijving zie tekst).
88
6