de gewijzigde aanblik die de stad kon gaan bieden:
"aan de rivierzijde zal de vrolijke bedrijvigheid van handel en nijverheid zich
in hooge mate doen opmerken en weinig zal den vreemdeling vermoeden,
dat hij eene vesting nadert". Duidelijk is, dat men de geboden kans wilde
aangrijpen om het beeld van de gesloten vesting, althans aan de IJsselzijde,
te vervangen door dat van een open en levendige handelsstad en dat ook de
bebouwing van het beschikbaar komende terrein hiertoe moest bijdragen:
"Zutphen zal van den IJsselkant in plaats van eene ommanteling van wallen
en blinde muren aan te bieden, een nieuw en frisch aanzien verkrijgen door
eene doelmatige kade en eene rij kapitale gebouwen langs die kade".10
Zutphen krijgt een nieuw gezicht
Dank zij het voorstel van het Ministerie van Oorlog was eindelijk het
moment aangebroken, waarop Zutphens wensen in vervulling konden gaan.
Waar het nu op aan kwam was de vraag of, en zo ja hoe, het gemeentebestuur
de geboden kansen zou benutten.
Dat men ook werkelijk op het voorstel in zou gaan, stond niet bij voorbaat
vast, omdat er een duidelijk nadeel verbonden was aan de overname van de
rijksgronden door de gemeente. Wanneer de verdediging van het vaderland
dit vereiste, moest de door het Rijk aangeboden grond langs de IJssel
namelijk onmiddellijk worden ontruimd ten behoeve van de genie, zonder
dat op enige schadevergoeding aanspraak kon worden gemaakt. Burge
meester O. L. graaf van Limburg Stirum, zelf een van de drijvende krachten
achter de IJsselkade-plannen, wist de gemeenteraad er in een pittige discus
sie van te overtuigen, dat dit nadeel niet tegen de vele voordelen opwoog. Op
10 april 1855 werd dan ook, met slechts vier stemmen tegen, besloten de
gronden van het Rijk aan te kopen.11
Al op 3 december 1855, nog voordat de definitieve overeenkomst was
getekend,12 werd het plan van stadsarchitect A. B. W. Langenberg voor de
aanleg van een kademuur langs de IJssel goedgekeurd. Achtereenvolgens
werden daarna de Marspoort met aangrenzende bekledingsmuren gesloopt,
de in die omgeving staande gebouwen onteigend en opgeruimd en het overi
ge terrein opgehoogd en geëgaliseerd (zie afb.3). In 1857 werd begonnen
met de bouw van de nieuwe, hoog water kerende kademuur.13 Gelijktijdig
werd de Oude Haven verbeterd en al in het najaar konden daar de gronden
voor de aanleg van opslagplaatsen en pakhuizen worden uitgegeven.14
In 1858 kwamen de ontwikkelingen in een nieuwe stroomversnelling. Op
10 mei nam de gemeenteraad het besluit tot de bouw van een vaste IJssel-
brug, mogelijk geworden dank zij de komst van de spoorwegen; in hetzelfde
jaar werd de oprichting van een particuliere gasfabriek aan de IJssel bij het
53