OUD-ZUTPHEN, TIJDSCHRIFT VAN DE HISTORISCHE VERENIGING ZUTPHEN
Inhoud: F. W. J. Scholten: De aanleg van de Zutphense IJsselkade J. Reijers: Gerhard Rudolf
Erdbrink, Hervormd Predikant te Zutphen Wetenswaardigheden Relatie Zutphen en het
stift Vreden
F. W. J. SCHOLTEN
Het oude IJsselfront
Tot het midden van de negentiende eeuw was de aanblik van Zutphen aan de
IJsselkant die van een gesloten vestingstad. Boven de strakke lijnen van de
wallen staken de daken en torenspitsen uit; de Marspoort, de bomen op de
wallen, de schipbrug en een enkel schip verlevendigden dit beeld, maar de
hoofdindruk was: ongenaakbaar (zie afb. 1).
Deze geslotenheid naar buiten was een gevolg van de plaats, die Zutphen
in het verdedigingssysteem van de Republiek en later van het Koninkrijk
innam. Het "frontier van de IJssel", later de IJssellinie genaamd, met de
daaraan gelegen vestingsteden Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en
Kampen, vormde een zone waar eventuele aanvallen vanuit het oosten
gestuit moesten worden. Voor alle genoemde steden gold, dat ze in hun
ontwikkeling gebonden waren aan de krans van wallen en grachten die de
oude stad omgaf.
De wallen, die tot in de negentiende eeuw het Zutphense IJsselfront
beheersten, waren omstreeks 1600 vóór de oude stadsmuur aangelegd.1 De
situatie was in 1850 als volgt (zie afb. 2). Vóór de stadsmuur stroomde de
Berkel, die hier tevens dienst deed als binnenhaven (de zo genaamde Ber-
kelhaven of Nieuwe Haven). Tussen de Berkel en de buitenwal lag een
smalle strook grond, waarop een aantal gebouwen stond, o.a. de vismarkt.
De eigenlijke hoofdwal omvatte van noord naar zuid het Bourgonjebolwerk,
waarvan de huidige Bult van Ketjen nog een restant is, het Marspoort- en het
Molenbolwerk, waarop een graanmolen stond. In het Marspoortbolwerk
bevond zich de buiten-Marspoort, waardoor zich via enige bochten de be-
49
DE AANLEG VAN DE ZUTPHENSE IJSSELKADE