21 Lobbedey 1968 biz. 23-25, 40-43, 73-77.
22 Voor een overzicht van de vondsten hiervan zie Bruyn 1965.
23 Borremans en Warginaire 1966. De produktie van Andenne-aardewerk loopt van de 11de
tot de 14de eeuw.
24 Van Beek en Van Vilsteren 1980 blz. 31 en 89. In Deventer is ook Andenne gevonden:
Dorgelo 1956 blz. 74-75 publiceert "spaarzaam geglazuurd aardewerk", waarvan het
grootste gedeelte (misschien alles) aan Andenne zal moeten worden toegeschreven.
25 Datering van de Zutphense Pingsdorf-type scherven aan de hand van de detailkenmerken
van het Limburgse materiaal lijkt mij dan ook niet geheel verantwoord.
26 Zo is b.v. bij Orvelte in Drenthe een grote IJzertijd-boerderij nagebouwd naar de inter
pretatie van grondsporen van een opgraving in Hijken (zie o.a. Drents boerenleven van
O.H. Harsema uit 1980, waarin diverse prehistorische boerenhuizen zijn beschreven).
27 Het aantal "schepen" dat een huis telt, wordt bepaald door het aantal rijen van staanders
stijlen: palen die de dakconstructie dragen) tussen de wanden: een 3-schepig huis heeft
twee rijen van staanders, een 2-schepig huis heeft één rij staanders en bij een éénschepig
huis steunt het dak alleen op de palen van de wanden zelf wandstijlen). Bij een
éénschepig huis dat zo groot is als dat van Zutphen, is een zware wandconstructie dan ook
zeer noodzakelijk.
28 Trier 1969 blz. 102-105.
29 Hulst 1973, Waterbolk 1980 en Harsema 1980 (aan te bevelen).
30 Langwerpig gebouw waarvan de ene helft woonruimte en de andere helft stalruimte is.
31 Haarnagel 1965, Haarnagel 1971.
32 Heidinga 1975. Voorbeelden zijn huizen in Paddepoel (Van Es 1968 blz. 216, 217),
Eursinge (huis X, Lanting 1977), Odoorn (huistype A, Waterbolk 1973), Rijnsburg (Sar-
fatij 1977) en Gasselte (Waterbolk en Harsema 1979 blz. 249).
33 Het vroegste bekende voorbeeld is 5de-6de eeuws (Traelborg). In Kootwijk is er één uit de
7de eeuw (Heidinga 1981, huisplaats 5). Vanaf de 8ste eeuw wordt het bootvormige model
algemeen. Het type loopt minstens tot in de 13de eeuw door (b.v. in Horst bij Ermelo). Zie
Heidinga 1975, Heidinga 1979 en Heidinga 1981.
34 B.v. te Warendorf in Duitsland (Winkelmann 1954, Winkelmann 1958), Odoorn (Water
bolk 1973), Gasselte (Waterbolk en Harsema 1979) en Kootwijk (Heidinga 1974).
35 B.v. te Nijnsel (Heesters 1972) en St. Oedenrode (Heesters 1976), beide uit de vroege 11de
eeuw. De plattegrond van de laatste is herbewerkt door F. Theuws (Theuws 1981-'83).
36 Het onderscheid tussen boeren- en handelsnederzettingen is niet zo scherp: ook boeren
bedreven wel handel (in de eerste plaats natuurlijk in de eigen landbouwprodukten). Met
een handelsnederzetting bedoel ik een plaats waarvan bewoners zich hebben toegelegd op
alleen handel en/of ambachtelijke produktie voor handelsdoeleinden. Deze mensen wonen
in anderssoortige huizen dan boeren, nl. het huistype dat ik hier beschrijf.
37 B.v. te Haithabu (Schietzel 1981 hst. 5), Emden (Haarnagel 1955), Antwerpen (Van der
Walle 1968), Oost-Souburg (Trimpe Burger 1973) en Staveren (Sarfatij 1973).
38 Sarfatij 1973. Het huis staat afgebeeld op blz. 396 linksboven.
39 Woudstra 1956.
40 Boersma 1974.
41 De houten voorganger van de Groninger St. Walburgskerk uit het midden van de 10de eeuw
heeft een verwante, zij het drieschepige plattegrond (Van Giffen en Praamstra 1973).
42 Ik denk aan de middeleeuwse adellijke hoven die in de bronnen als "curtis" worden
aangeduid en die een centrale plaats innamen in de adellijke landgoederen. Van het
uiterlijk van dergelijke hoven is zeer weinig bekend.
43 Zie Dorgelo 1956.
44 Doornink-Hoogenraad 1950.
46