gen bekend geworden, zodat we nu uit de bouwwijze van de hal misschien
iets kunnen afleiden over de functie ervan.
De bestudering van huisconstructies uit archeologische opgravingsplatte
gronden heeft grote beperkingen: men moet immers werken met grondspo
ren in plaats van echte "grijpbare" gebouwen. Soms zijn er nog delen van de
huiswanden in de bodem geconserveerd, maar meestal zijn er slechts grond-
verkleuringen. Bij de reconstructie van huizen uit grondsporen geeft de
constructie van het dak natuurlijk de grootste problemen. Door vergelijking
met bestaande oude boerderijen, bestudering van oude afbeeldingen en het
maken van modellen 26 kan echter veel bereikt worden.
Ik heb, gezien dit probleem, vooral gezocht naar gebouwen die vergelijk
baar waren met de Zutphense houten hal, op grond van de volgende ken
merken: een rechthoekig grondplan, éénschepig,27 met een houten wand-
constructie en van eenzelfde orde van grootte.
Huizen met wanden van horizontale planken zijn vermoedelijk in de
eerste eeuwen van onze jaartelling ontwikkeld (Romeinse tijd). Constructies
van verticale wandplanken op een voetplaat zijn waarschijnlijk iets later
ontstaan (vroege Middeleeuwen). Deze bouwtechnieken zouden beide pas
in de Karolingische tijd meer algemeen worden en opvallend genoeg voor
namelijk voor andere gebouwen dan boerenhuizen (zie afb. 2).28 Al vanaf de
Nieuwe Steentijd bouwden mensen huizen met een rechthoekig grondplan.
Het zijn tot in de late Ijzertijd telkens huizen met een 2-, 3- of 4-schepige
constructie.29 Het 3-schepige woonstalhuis,30 waarvan de vroegste voor
beelden al uit de Bronstijd dateren, overheerste de huisbouw in het Noord
nederlandse kustgebied tot in de late Middeleeuwen.31
In de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen ontwikkelde men elders
een gebouwtype dat geen staanders binnenshuis behoeft: de éénschepige
boerderij.32 Hier werd het dak dus alleen door de wandconstructie (wand
stijlen) gedragen, waarbij men soms ter versterking buitenpalen toevoegde.
Deze buitenpalen waren schuin tegen de wand gezet als schoren, of ze
stonden rechtop en vormden dan een soort buitengalerij. Aanvankelijk bleef
de traditionele rechthoekige vorm ook in gebruik bij éénschepige gebouwen,
maar men ontdekte dat het zijn voordelen had de zijwanden een kromming
te geven, zodat er een enigszins ovale plattegrond ontstond: het zgn. "boot-
vormige huis". Huizen met een dergelijke plattegrond overheersen het beeld
van de boerennederzettingen van de Karolingische tijd tot in de late Midde
leeuwen.33 Slechts voor de kleinste bijgebouwtjes vinden we nog wel eens
een rechthoekig plan.34 Pas in de latere Middeleeuwen komt de rechthoekige
éénschepige vorm terug in het zgn. "zaalhuis", een grote boerderijvorm met
afgerond rechthoekig grondplan, voorzien van buitenpalen en vaak van een
opvallend zware constructie.35 Deze lijkt niet op de Zutphense hal.
43