P. BITTER
De vondsten en de grondsporen
Het terugplaatsen van de aardewerkscherven die nu in het museum berusten,
naar de vindplaatsen op de originele veldtekeningen8 bleek helaas niet
mogelijk: op de tekeningen kunnen niet alle vondstnummers teruggevonden
worden 9 en er blijken scherven en andere vondsten te ontbreken. Hierdoor
zijn er van de 105 vondstnummers slechts 36 op de tekeningen vermeld en
ook in het museum aanwezig.
In de greppel die in put II en III de sporen van de hal oversnijdt, vond men
in 1946 "o.m. een stukje rode tegel met loodglazuur", waaruit men conclu
deerde dat het "een vrij laat spoor" moet zijn 10 (de vroegste tegels met
loodglazuur die we in West-Europa kennen zijn pas 12de-eeuws 11): de
tufstenen palts, die over dit spoor is aangelegd, is op zijn vroegst in de 12de
eeuw te dateren! Helaas bleken ook de vondsten uit dit spoor verdwenen te
zijn. Uit de puinsleuven van het tufstenen gebouw kwamen een paar 14de-
eeuwse scherven (datering van de sloop dus 14de eeuw of later). In een van
de ruimtes van het gebouw vond men een kalklaag, die vermoedelijk de
onderlaag was van een vloer van bakstenen of tegels. Uit de grondsporen
onder de kalklaag kwamen 13de-14de-eeuwse vroeg steengoed-scherven en
een scherf van een Siegburg-kan. Mogelijk zijn bij de aanleg van de vloer
oudere vloerniveaus weggeruimd.
Afb.4. Aardewerk uit
grondsporen van vlak F
in put I-III:
vondstnummers 95, 86,
87, 99. en 80
kogelpotrandscherven
en Badorf-type
randscherven).
39
5 cm
DE VONDSTEN VAN HET 'S GRAVENHOF
OPNIEUW BEKEKEN
vervolg