OUD-ZUTPHEN, TIJDSCHRIFT VAN DE HISTORISCHE VERENIGING ZUTPHEN Inhoud: H. J. Wijers: Het stadsbestuur van Zutphen in de periode 1795-1802 J. C. Riemens: Vijftig jaar na Gimberg (slot) P. Bitter: De vondsten van het 's Gravenhof opnieuw bekeken Wetenswaardigheden H. J. WIJERS In 1856 publiceerde mr R. W. Tadama in zijn Geschiedenis der stad Zutphen een naamlijst van Zutphense stadsbestuurders, beginnend in 1212 en eindi gend met het jaar 1794. Hieronder volgt een eerste poging om aan deze zich over bijna zes eeuwen uitstrekkende lijst enkele jaren toe te voegen. In 1795 begon in Zutphen een periode waarin het stadsbestuur recht streeks werd gekozen door de burgers. Op 4 februari van dat jaar besteeg een "Comitté revolutionair" de trappen van het Wijnhuis om een nieuw provisioneel bestuur van zes leden aan de burgerij voor te stellen.1 Dit comité bestond uit Jan Carel van der Muelen, Theunis Wittenberg, Gerrit Jan Wijers, Govert Anne Verstege en Johan Weerts. De provisionele re presentanten die vervolgens ten stadhuize werden geïnstalleerd waren: Bernard Joost Verstege, Ludolf Frederik Hendrik van Heeckeren, Gerrit Jan Harmsen, Frederik Christiaan Colenbrander, Johan Haesebroeck en Joost Isaac Schluiter. De taak van dit provisionele bestuur was allereerst om te onderhandelen met de commandant van de naderende Franse troepen en vervolgens vooral om de verkiezingen te organiseren van een stadsbestuur. Hieruit resulteerde een College van Representanten van de burgerij van Zutphen, ook wel Munici- paliteit genoemd, dat op 25 februari optrad. Gekozen werden de burgers: 1 HET STADSBESTUUR VAN ZUTPHEN IN DE PERIODE 1795-1802

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1983 | | pagina 3