dan ook niet in een tweeschepige reconstructie. Aan de westzijde van de opgraving loopt een noord-zuid gerichte greppel. Dit spoor loopt verder door dan de breedte van het gebouw en kan mijns inziens geen eindgevel van het gebouw zijn: van beide eindgevels ontbreken grondsporen. Ik denk dat de gevels een lichte constructie gehad hebben. Het gebouw is destijds afge broken - de kuilen die zijn ontstaan bij het uittrekken van de wandstijlen, zijn duidelijk zichtbaar (afb. 1). De palen waren bij de afbraak naar binnen toe omgetrokken. Aan deze kuilen is te zien dat de stijlen rechthoekig gekapt waren, met een dikte van minstens een halve meter. Vanwege het ontbreken van hutleemresten vermoedde Renaud dat het huis geen met leem dichtgemaakte vlechtwerkwanden had, maar een volle dig houten constructie. Er zijn verschillende bouwwijzen voor houten wan den bekend: - de planken zijn verticaal in de grond gestoken (meestal zijn de planken dan aangepunt), - de planken zijn horizontaal tussen de wandstijlen geklemd met een mes sing-groef verbinding, - de planken zijn horizontaal tegen de wandstijlen bevestigd met houten pennen of gespijkerd, - de planken zijn verticaal in een soort sponning gezet (de sponning wordt gevormd door twee wandstijlen, de gebintplaat en de stijlvoetplaat): zie afb. 2.4 Renaud wilde de paalsporen aan de noordkant verklaren als een porticus. Sedert 1950 zijn er talloze nederzettingen opgegraven, maar een vergelijk bare porticus is niet bekend. Wel heeft men soms kubbingen (kleine aange bouwde bijruimtes) gevonden.5 Afb. 3. Reconstructie van de houten hal 19

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1983 | | pagina 21