Wie de staat van dienst beziet van de activiteiten van Gimberg op het
terrein van het verenigingsleven, komt beslist onder de indruk. Zonder
volledig te zijn kan het volgende beeld verkregen worden. Mede door het
initiatief van Gimberg vindt in 1897 de oprichting plaats van de Vereeniging
"Gelre". Al zes jaar voor dit feit heeft hij in het Algemeen Nederlandsch
Familieblad gepleit voor een provinciale vereniging die de geschiedenis van
Gelderland zou beoefenen. Zo'n vereniging, die een tijdschrift zou moeten
uitgeven, zou hem (en anderen) in staat stellen artikelen te publiceren. Gelre
is er gekomen en heeft in Gimberg jarenlang een accuraat en toegewijd
penningmeester gehad. Wanneer deze vereniging haar zilveren jubileum
viert, eert zij Gimberg met het ere-lidmaatschap en reikt hem de daarbij
behorende zilveren erepenning uit.
Ook van de Oudheidkundige Vereniging "De Graafschap" is hij een van
de oprichters. Hij wordt tweede voorzitter. B. J. Westerbeek van Eerten te
Hummelo schrijft in deel I van Archief, het orgaan van de "Graafschap" over
de oprichting: "de bakermat van onze vereeniging is het pogen een typisch
Saksische boerderij te stichten. De geestelijke vader van dit plan was de heer
J. Gimberg, die met de heeren G. Langeler en H. W. Heuvel sinds lang in
overleg was getreden, hoe dit ten uitvoer te brengen, en op den 13den Mei
1925 een comité oprichtten".3 Het comité-Gimberg wordt in de op 19 sep
tember 1925 te Zutphen opgerichte oudheidkundige vereniging opgeno
men.
Gimbergs belangstelling op andere terreinen van het leven blijkt uit zijn
sympathie voor de gewestelijke vereniging voor vreemdelingenverkeer "De
Geldersche Achterhoek". Tot aan zijn dood is hij penningmeester geweest
van deze vereniging. Het doel van nadrukkelijke aanwezigheid hier is on
getwijfeld geweest meer bekendheid te geven aan de stad Zutphen. In niet
mindere mate heeft hij zich laten gelden op kerkelijk en politiek terrein.
Meestal in bestuursfuncties. Wij komen hem tegen als secretaris van de
Restauratiecommissie van de St. Walburgskerk. Ook van de Brandraad is hij
secretaris. Deze functie wordt van gemeentewege gehonoreerd met jaarlijks
150,-.
Zijn belangstelling heeft zich niet beperkt tot Zutphen, de Graafschap of
Gelderland. Hij is ook actief lid geweest van de Maatschappij voor Neder-
landsche Letterkunde en van het Historisch Genootschap. Als correspon
dent heeft hij de Nederlandsche Oudheidkundige Bond grote diensten be
wezen, want ook op archeologisch gebied stond hij zijn mannetje. Meerma
len per week weet hij als correspondent in de Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant de kolommen van de voorpagina te halen met zijn nieuws uit Zutphen.
Soms helemaal geen nieuws maar een interessant artikel over de roemrijke
geschiedenis van deze stad. Opvallend is dat in deze stukjes en artikelen
10