dat doel een voorstel aan den Raad te doen, want verbouwing zou moeten leiden
tot verbouwing van het geheele raadhuis". Gimberg heeft, dat moet gezegd, wei
nig gedaan aan het toegankelijk maken van archieven. Inventarissen van zijn hand
zijn niet aanwezig. Het grote werk van Tadama is door hem nimmer voortgezet.
Misschien was voor hém de behoefte aan een nadere toegang niet aanwezig: hij
kon de weg door de papieren wel vinden zonder inventaris!
Johannes Gimberg krijgt eervol ontslag per 1 januari 1930. Aan dit verzoek
tot eervol ontslag is enig "gerommel" voorafgegaan. Gimberg heeft gehoopt ont
slag te kunnen krijgen als algemeen wijkmeester maar nog enige tijd te kunnen
doorwerken als archivaris. Omdat zijn hoofdfunctie echter was die van algemeen
wijkmeester, is hem te verstaan gegeven dat aan zijn verlangen niet tegemoet kon
worden gekomen. De raad geeft hem eervol ontslag. Typisch eigenlijk wanneer
wij bedenken dat hij benoemd is door het college van Burgemeester en Wet
houders. Deze misser heeft men uiteraard wel opgemerkt. In het persoonsdossier
van Gimberg staan verwijzingen naar de archiefwet-1918 art. 15.2, waar staat:
"De archivaris wordt door den Raad, die eene aanbeveling zoo mogelijk van
twee personen, door Burgemeester en Wethouders in te dienen, ontvangt, be
noemd, geschorst en ontslagen.
Nog in 1929 wordt zijn opvolgster benoemd, mej. Wilhelmina Ernestine
Smelt, geboren 22 september 1900, doctoranda in de faculteit der letteren en
wijsbegeerte (geschiedenis), gediplomeerd archiefambtenaar der eerste klasse en
sedert 1926 verbonden aan het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. Zij is be
noemd uit een voordracht van twee kandidaten, die geselecteerd waren uit de
dertig sollicitanten. Haar tegenkandidaat, drs. W.J. Formsma, wordt nog te on
ervaren genoemd. Terloops kan hier nog vermeld worden dat Gimberg gerekend
werd te zijn archiefambtenaar der tweede klasse.
Het jaarverslag van het archief over 1929 is niet meer door Gimberg geschre
ven maar door zijn opvolgster. Door ziekte heeft hij dat zelf niet meer kunnen
doen. Zo heeft hij in feite zijn afscheid nimmer kunnen verwoorden. Mej. Smelt
schrijft van hem dat hij eigenlijk nooit in staat geweest is zijn volle krachten te
geven aan het archief, omdat zijn werkzaamheden als "gemeente-ambtenaar" (zij
bedoelt hier de functie van algemeen wijkmeester, JCR) hem te veel in beslag
namen.
Per 1 januari 1930 is de functie van gemeentearchivaris dan een volkomen
zelfstandige baan geworden, zij het dat een verdere uitsplitsing van taken (tussen
archief en museum) eerst in 1979 zijn beslag heeft gekregen. De bezoldiging is
aanmerkelijk verbeterd. Men heeft de functie van algemeen wijkmeester opgehe
ven en het daarvoor uit te trekken salaris gevoegd bij hetgeen de functionaris als
archivaris zou ontvangen! De zelfstandige functie is er gekomen, zij het dan niet
binnen de ambtsperiode van Gimberg. Dat heeft hem veel verdriet gegeven.
In een uitgebreid "in memoriam" in Archief, het orgaan van de Oudheidkun
dige Vereniging "De Graafschap", wordt verteld over zijn teleurstelling omdat hij
niet kon aanblijven na zijn pensionering: "Niemand heeft het meer betreurd dan
Gimberg zelf, dat hij voor het archief niet dat heeft kunnen doen wat hij zoo
91