DE VERSCHILLENDE VALUTA'S IN DE CONTRACTEN VAN
HET OUDE EN NIEUWE GASTHUIS TE ZUTPHEN.
door W.J. Buijs
Toen ik per 1 januari 1982 aftrad als provisor van het Oude en Nieuwe Gasthuis,
heb ik vanzelfsprekend mijn archief ter zake eens opgeruimd. Als verwoed nu-
mismaat bleef ik al gauw lezen in de Inventaris van het Archief van het Oude en
Nieuwe Gasthuis te Zutphen 1380 -1841 door R. Wartena (Zutphen, 1979) en
kreeg ik het idee de numismatische geschiedenis van de vele contracten na te
gaan en van enkele aantekeningen te voorzien. Ik volg hierbij chronologisch de
contracten en bespreek steeds de voor het eerst voorkomende muntnamen.
1329
De solidi worden voor het eerst vermeld. De solidus is oorspronkelijk een echte
Romeinse munt, later in de middeleeuwen een rekenmunt. In de Romeinse tijd
leven wij nog in de pensatorische periode van het geldwezen, d.w.z. het geld
werd gewogen. Denk maar aan het pond, dat hoewel betaalmiddel, taalkundig
nog met wegen in verband staat. Ook de huidige aanduiding van de Duitse valuta,
de Mark, is oorspronkelijk een gewichtseenheid. In onze middeleeuwen, dus ook
de tijd van het contract van 1329, is de solidus een gouden munt, geslagen in na
volging van de Romeinse munten, onder Karei de Grote en Lode wijk de Vrome,
waarschijnlijk in Dorestad. Ook is het woord solidus de Latijnse vertaling voor de
schelling (zie verderop).
1348
De grote tournooizen worden genoemd. De Tourse groot (eigenlijk een slechte
vertaling van gros, d.w.z. zwaar zilverstuk) is een Franse munt van 12 penningen
Tournois, geslagen sedert 1266. De originele munten vormden tot het eind van
de 14de eeuw het voornaamste zilvergeld in oostelijk Nederland. Vandaar dat
men in Zutphen het dus normaal vond een koopcontract te sluiten in grote tour
nooizen.
1373
Het contract in oude groot Hier wordt bedoeld grote zilverstukken, soms van 8,
soms van 12 penningen, die nog van redelijk zuiver zilver waren, ook witten ge
noemd, in tegenstelling tot de zwarte munten die sterk koperhoudend waren. De
middeleeuwse vorsten financierden hun huishoudingen door voortdurende
"devaluaties", d.w.z. steeds minder zilver in de munten verwerken en er toch een
gelijke betaalkracht aan toekennen.
1379
Hier is sprake van oude schilden. Het schild is een gouden Franse munt in 1337
ingevoerd met de beeltenis van Philips VI van Frankrijk. In het Frans heet deze
munt écu; nu nog is in Portugal de munteenheid escudo, dat ook schild betekent.
1382
Het pond wordt voor het eerst genoemd in de Zutphense contracten. In de Karo
lingische tijd worden 240 penningen uit een gewichtspond zilver geslagen. Later
64