vers 35,en leent zonder iets weder te hopen... De door keizer Karei V en zijn opvolger koning Philips II verleende octrooien bevatten dan ook steeds - gegrond op religieuze overwegingen dat zij geen voordeel uit 'woeker' wensten te trekken - een clausule waarin zij afstand deden van ieder recht op propyn en/of pensioen. Bij de resolutie van de Staten van Holland genomen te Gorinchem op 17 no vember 1578 werd Philips II het heerlijk recht tot het verlenen van octrooi ('het houden van Lombarden') ontnomen en dit recht aan de steden toegekend. Bij vernieuwing of verlenging van reeds bestaande octrooien haastten de steden zich dan ook meestal de heffing deze recognities weer in te stellen. Hun geldnood ten gevolge van de heersende oorlogstoestand zal hiertoe ongetwijfeld mede aanlei ding hebben gegeven. Niettegenstaande de afkeer der Kerken tegen de Tafels van Leeninge, niette genstaande het feit dat zij herhaaldelijk geheel verboden werden, onder meer in 1510 bij plakkaat van de landvoogdes Maria van Savoye, werd een aantal jaren la ter toch weer octrooi verleend. Zij waren als kredietinstellingen tot een onmis baar instituut in de samenleving geworden. De hun toegestane interest was zeer hoog. Met zekerheid kan worden gezegd dat deze in de 15de eeuw bedroeg 4 grooten per pond Vlaams per week, maken de 86.7 per jaar. In het begin van de 16de eeuw beliep de toegestane interest n°g 3 grooten per week (65 per jaar), doch in de door keizer Karei V verleen de octrooien werd de interest dwingend teruggebracht tot 2 grooten per week per pond Vlaams, zij het dat hij de tafelhouders in die octrooien uitgebreide pri vileges toestond. In de 17de eeuw ging een aantal steden in de Noordelijke Nederlanden er toe over zelf de exploitatie van de Bank van Lening ter hand te nemen, enerzijds uit financiële overwegingen - de gemaakte winst kwam de stad ten goede - anderzijds om de soms minder oirbaar geachte praktijken van sommige tafelhouders te be ëindigen. Amsterdam beet in deze de spits af door aan de toenmalige tafelhouder Sion Luz in 1614 geen verlenging van diens octrooi toe te staan, doch zelfde Bank van Lening te gaan 'exerceren'. Rotterdam volgde in 1635, Middelburg 1636, Gouda 1654, 's-Gravenhage 1673, Leiden 1675, Delft in 1677. Buiten de grotere steden van Holland en Zeeland, ook in de noordelijke en oostelijke provincies, waaronder Gelderland, bleven de door particulieren geëx ploiteerde banken veelal bestaan. De rol der Italiaanse bankhouders was hier te lande, in de ene plaats vroeger dan in de andere, echter omstreeks het einde van de 17de eeuw uitgespeeld. Een aantal hunner had voldoende penningen vergaard om zich uit deze zaken terug te trekken, was in het stadspatriciaat of de lagere adel getrouwd, terwijl andere families in mannelijke lijn uitgestorven waren. Omstreeks 1700 werden de Banken van Lening veelal geëxploiteerd door lie den uit de autochtone bevolking, welke weer werden opgevolgd door joodse ta felhouders. Uit het navolgende zal blijken dat de stad Zutphen hierop een uit zondering maakte: nakomelingen van de Italiaanse familie De Mayne hielden de Bank van Lening tot 1793. Sinds het einde van de 17de eeuw werd het gebruikelijk het octrooi, de eenzij- 47

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1982 | | pagina 4