JAREN AANTALLEN NIEUWE BURGERS
1371/72 11
1379/80 11
1380/81 13
1383/84 7
1387/88 17
1388/89 21
In deze zes jaren hebben dus te Zutphen in totaal 80 personen burgerrecht gekre
gen. Dat levert een gemiddelde op van 13,3 per jaar. Tussen 1391 en 1399 kre
gen in acht jaar 98 personen burgerrecht. Het gemiddelde was toen 12,2, Dan
ontbreekt er weer een jaar. En in de daarop volgende tien jaar, 1400-1409, kre
gen 94 mensen burgerrecht. Het gemiddelde daalde tot 9,4.
De Zutphense cijfers liggen dus niet alleen duidelijk lager, maar ze bewegen
zich ook in dalende lijn. In het laatst besproken decennium zijn er nog twee ja
ren waarin maar vier nieuwe Zutphenaren burgerrecht krijgen. Het gemiddelde
wordt in de statistiek nog een beetje op peil gehouden door het jaar 1407/1408.
Toen waren er 27 nieuwe burgers. Twee zaken kunnen die grote toeloop van
1407/1408 verklaren.
In het voorjaar van 1407 is het langs de IJssel noodweer geweest. Misschien
heeft dat mensen naar de stad gedreven. In 1406 zijn er ingrijpende werkzaamhe
den uitgevoerd aan de IJssel. Wellicht is een deel van de dijkwerkers hier blijven
hangen.
Een immigratiestroom naar Zutphen had een economische basis moeten heb
ben. Zo'n basis kon men niet verwachten in de agrarische sector. In de directe
omgeving bestonden geen mogelijkheden voor nieuwe ontginningen. Die had
men nog wel bij Zwolle en in mindere mate bij Deventer. Bij Zwolle is na 1361
de relatief grote uitbreiding met de polder Mastenbroek op gang gekomen. In de
volgende twintig jaren bedroeg het jaargemiddelde aan nieuwe burgers er 70.
Tegenover Deventer ging men ontginnen tussen Wilp en Hattem. Vooral na 1370
is het werk daar op gang gekomen. De mensen zijn naar Zwolle gekomen om in
de ontginningen te werken en velen zijn er naderhand gebleven. De stad kreeg
ook een groter verzorgingsgebied. Bovendien hadden Deventer en Zwolle een
groeiende dienstensector, die Zutphen niet kende: de beroemde scholen.
In Zwolle is het aantal leerlingen opgelopen tot 800. Deventer had er nog meer.
Van zo'n grote groep personen blijven er ook wel wat voorgoed in een stad, of
keren er later terug. Bovendien boden de scholen werkgelegenheid.
Zutphen kon nieuwe burgers alleen maar werk bieden in handel en ambacht.
Maar daarmee ging het niet best. Dat gold voor de hele ÏJsselstreek. Een duidelij
ke aanwijzing voor de malaise is een poging in 1420 om tot grotere activiteiten te
komen door het aantal jaarmarkten uit te breiden met twee. Reinald, hertog van
Gelre en graaf van Zutphen, klaagt dat Zutphen vermynret wordet in neringen
ende tymmeringhen omb des willen dat in derselven onser stat gheyn versueck
noch hantyeren is van comenschappen ende van coepluden, so billixt dairinne
geboerde te wesen nae goeder gelegenissen (ligging) derselver onser statt..."
35