Voor andere steden heb ik F. Leydens plattegronden nog niet getest, maar bo
venstaande resultaten zijn wel voldoende waarschuwingen voor de onbetrouw
baarheid van zijn werkwijzen. Tot zijn excuus dient echter gezegd te worden dat
de feitelijke kennis omtrent middeleeuwse steden in zijn tijd nog zeer beperkt
was en dat de theorieën welke toentertijd alom aanvaard waren, dergelijke ver
keerde interpretaties zeker in de hand werkten.
BURGER VAN ZUTPHEN ZIJN
ook vroeger al een voorrecht
door Willy H. Heitling en Leo Lensen
Omstreeks 1300 was in Zutphen de groei er duidelijk uit. De Nieuwstadswijk
wordt het eerst genoemd in 1234. Ze is nooit helemaal volgebouwd. De nieuwe
vrouwenkloosters werden gesticht na 1400. Ze konden er nog voldoende ruimte
vinden. Langs de Laarstraat woonden wat mensen tussen de binnen- en de buiten
poort, net als in de Coolsteeg (Halve Maanstraat). De rest van die buurt bestond
uit hoven en tuinen. De Spittaalstraat en de Polsbroek herbergden de smeden.
Vanwege het brandgevaar zette men die maar een beetje buitenaf. Verder is het
daar tot diep in de negentiende eeuw een overwegend groene wijk gebleven. Bij
de Wanne, aan het eind van de Spittaalstraat, parkeerden de middeleeuwse be
zoekers hun karren en paarden. Men kon ze niet goed kwijt in de nauwe straten
van de binnenstad. De centrale stedelijke parkeerplaats is dus eigenlijk alleen
maar een eindje opgeschoven naar de MIRO.
Het gebrek aan groei in die tijd ligt wel voor de hand. Na 1350 is er nergens in
West-Europa nog sprake van groei door geboortenoverschot, o.a. als gevolg van
de pest. Dit vraagstuk valt verder buiten ons bestek. Een Zutphense groei had
dus toen moeten komen van immigratie. En met die immigratie stond het niet
best.
In andere IJsselsteden zoals Zwolle en Deventer lag de situatie anders dan in
Zutphen. Tussen 1350 en 1390 kregen in Zwolle gemiddeld per jaar 47,7 burgers
het burgerrecht. Het gemiddelde van Deventer ligt in die periode wat lager, maar
het bedroeg toch altijd nog 30 per jaar. Van Zutphen kennen we de aantallen
nieuwe burgers in die tijd helaas slechts over zes jaren. We kunnen die aantallen
ontlenen aan de uittreksels van de Overrentmeestersrekeningen die burgemees
ter Gerard Kreynck heeft gemaakt en die in 1977 in druk zijn gegeven door
R. Wartena.
34