De ontmanteling van de vesting Zutphen
door F.W.J. Scholten
Inleiding
Tot in de negentiende eeuw bood Zutphen, voor iemand die de stad van bui
ten naderde, de aanblik van een ongenaakbare vesting. De grachten, wallen en
muren vormden een onwrikbare gordel, waar de daken van torens en huizen bo
venuit staken.
Vanzelfsprekend werd de stad door deze vestingwerken in haar ruimtelijke
ontwikkeling belemmerd. De hele gordel was militair terrein en mocht niet be
bouwd worden, terwijl ook een zone daarbuiten vrij van bebouwing moest blij
ven, om in geval van oorlog een vrij schootsveld te hebben. Vooral in de negen
tiende eeuw begon de stad de beknelling van de vestingwerken steeds meer te
voelen: er vond een zekere opbloei plaats en het inwonertal steeg tussen 1795 en
1850 van ca. 7000 naar ca. 12.500. Zowel het grotere aantal inwoners als de
groeiende activiteiten van nijverheid en handel moesten hun plaats binnen de
grenzen van de laat-middeleeuwse stad zien te vinden, en die begon langzaam
maar zeker dan ook uit zijn voegen te barsten.
Doordat sinds omstreeks 1850 het landelijke defensiesysteem werd gewijzigd,
verviel het belang van Zutphen als vestingstad en kon het voormalige militaire
terrein voor civiele doeleinden in gebruik worden genomen. Hoe dit in zijn werk
ging, zal hierna worden uiteengezet.
De eerste voorboden van de ontmanteling
Nadat al in 1707 en 1791 kleine delen van de stadsomwalling aan de aanleg
van plantsoenen waren opgeofferd (Boompjeswal en Slingerbos), begon de eigen
lijke slechting ervan omstreeks 1850. Tot op dat moment had de IJssel-linie,
waar Zutphen deel van uitmaakte,Hot doel gehad een uit het oosten komende
vijand tegen te houden. De nieuwe strategie was dat hier de opmars alleen ver
traagd moest worden, terwijl de eigenlijke verdediging pas aan de Hollandse Wa
terlinie plaats vond. In het vervolg werd Zutphen slechts als bruggehoofd be
schouwd, en bij Koninklijk Besluit van 6 december 1850 hoefde alleen de hoofd
wal met gracht en ravelijnen en de verdedigingswerken aan de IJssel gehandhaafd
te worden. De rest werd overgedragen aan de Domeinen, die de gronden ver
pachtte.
Een volgende fase brak in 1855 aan. Toen kreeg de stad toestemming om zelf
een groot deel van de vestingwerken aan de IJssel tr slopen ten behoeve van de
aanleg van een nieuwe kade. Het Marspoortbolwerk (1)* met de aangrenzende
wallen en grachten werd nu geslecht, en op dit terrein werd in de jaren 1860
1870 de nieuwe IJsselkade aangelegd, met een laad- en loswal en met de statige
12