ARCHEOLOGIE of hete stenen in de kuil gelegd, en het voedsel op een rooster van bijvoorbeeld natte takken boven de kuil, waarna het geheel overdekt wordt/werd met aarde. Deze manier van koken is niet de standaard, maar wordt/werd alleen toegepast bij feesten. Als de parallel opgaat, dan verklaart het waarom er geen duizenden van dergelijke kuilen worden aangetroffen op een dergelijke vindplaats. Maar het laat ook zien dat dergelijke plekken jaar op jaar bezocht werden. En dat beeld komt ook naar voren uit het vondstmateriaal, dat zowel duidelijk vroeg-mesolithische als midden-mesolithische componenten heeft. Tot die slotsom komen we vooral aan de hand van kenmerkende vuurstenen pijlspitstypen. Deze pijlspitsen duiden uiteraard op jacht. Daarnaast zijn er artefacten die duiden op het bewerken van huiden en het bereiden van voedsel. Zo zijn er kookstenen gevonden en verbrande hazelnootdoppen. Het terrein is dus gedurende enkele duizenden jaren regelmatig bezocht. Zoals meestal in Zutphen ontbreekt van het grootste deel van het neolithicum ieder spoor. Alleen het einde van het neolithicum heeft een spoor achtergelaten. Tussen het mesolithische materiaal bevond zich ook een handvol potbekerscherven, mogelijk behorend tot één pot. Potbekers komen voor in de overgang van late neolithicum ("klokbekercultuur") naar vroege bronstijd (met wikkeldraad-aardewerk). De scherven van het Hoge West lijken tot de oudere component te horen, en dateren globaal van 2100-2000 v.Chr. Zoals vaker het geval is, ontbreekt een duidelijk aanwijsbare erflocatie. Mogelijk bevond deze zich op het hoogste punt van het Hoge West, dat net buiten de opgraving valt. Sporen van de brons- en ijzertijd werden niet gevonden. Een paar aardewerkfragmenten zonder goede context dateren uit de vroeg-Romeinse tijd. De laat-Romeinse tijd heeft geen aardewerk opgeleverd, maar wel een greppel en gedateerd houtskool. Deze greppel wordt oversneden door volmiddeleeuwse greppels, maar heeft een ander verloop. Het is een aanwijzing dat er ergens een erf uit de Romeinse tijd aanwezig moet zijn op het Hoge West, maar waar precies is onduidelijk. Net als wat voor het late neolithicum geldt, kan dit boven op het hoogste punt geweest zijn. De eerstvolgende bewoningsperiode waarvoor aanwijzingen zijn gevonden is de volle middeleeuwen. Een vijftal greppelfasen lijkt de periode 11e-12e eeuw te representeren. Er is een 14C-datering (1058-1155), Ligging van de opgraving (ster) in de voormalige buurschap Wesse. Mesolithische lancetspits. 55

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2020 | | pagina 55