ROMEINSE SCHERVEN, EEN LOOPGRAAF EN EEN MOLENCOMPLEX ARCHEOLOGIE 2019 was wederom een jaar vol onderzoeksactiviteiten voor team archeologie van de gemeente Zutphen. Relicten van het vroeg mesolithicum tot de Tweede Wereldoorlog, het kwam allemaal voorbij. Een deel van de onderzoeken is in 2019 afgerond en gerapporteerd in de reeks Zutphense Archeologische Publicaties, een ander deel betreft nog lopend onderzoek. De metaalconservering werd in 2019 verder uitgebouwd en geprofessionaliseerd. Er zijn nieuwe vrijwilligers geworven en enthousiast begonnen aan dit specialistische werk. TEKST BERT FERMIN, MICHEL GROOTHEDDE EN JOS VAN DALFSEN FOTOGRAFIE TEAM ARCHEOLOGIE EN ERFGOEDCENTRUM ZUTPHEN De metaaldetectie, ook door bedreven vrijwilligers bij vrijwel elke opgraving uitgevoerd, levert een schat aan objecten op. Bij zowel het veldwerk, de vondstverwerking, uitwerking van documentatie, digitalisering, conservering, restauratie en deponering is dankbaar samengewerkt met vrijwilligers en stagiairs. Zutphense archeologische vondsten werden in 2019 niet alleen lokaal geëxposeerd, maar waren ook te zien in tentoonstellingen in CODA- Apeldoorn (Sieraden uit Gelderse bodem), museum STAAL in Almen (De Heks van Almen), museum De Roode Tooren te Doesburg en het Fries Museum (Vikingen). VITENSTERREIN, HOGE WEST, ZUTPHEN De sanering van het waterzuiveringsbedrijf op het Hoge West (Weg naar Vierakker) is aanleiding geweest voor een archeologisch en historisch onderzoek van dit terrein. Het Hoge West is een hoog rivierduin langs de IJssel, ten zuiden van de stad Zutphen. De naam slaat op het hoge deel van het gebied met de naam Wesse (het gebied ten westen van Eme). Het was een buurschap dat al in het begin van de 14e eeuw door de Gelderse graaf aan de stad werd beleend en uiteindelijk in bezit van de stad kwam. Er lagen enkele boerderijen van horigen en er stonden in de 14e eeuw al windmolens. De oudste vondsten dateren uit de tijd van niet lang na het ontstaan van het rivierduin, vermoedelijk in de Jonge Dryas (12.700-11.560 BP). Op de lagere delen van de flank - tot aan de eerder genoemde verstoring - werd een zone van mesolithische bewoningssporen aangetroffen. Deze bestaat globaal uit drie componenten: kuilen, vuursteen en kooksteen. De kuilen hebben diameters van gemiddeld 30-50 cm bij een restdiepte van 30-45 cm. De vulling bevat houtskool, maar niet in zeer grote hoeveelheden. Een 14C-datering van houtskool uit een van deze kuilen kwam uit op ca. 6.598 BC, ofwel ca. 5.600 v. Chr. ofwel het midden-mesolithicum. Dergelijke kuilen zijn waarschijnlijk gebruikt om voedsel in te garen, waarbij het gebruik waarschijnlijk overeenkomsten had met kookkuilen die over de hele wereld gebuikt worden/ werden. Deze kuilen worden gebruikt voor het garen van grote hoeveelheden voedsel. Daartoe worden kolen 54

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2020 | | pagina 54