FLORA ZUTPHANICA. De Zutphense jaren Wie was David de Gorter? [J7SQ 1967: Tentoonstelling 'Flora Zutphanica' Ingrica. Na zeven jaar keert David terug en vestigt zich in Wijk bij Duurstede. Hier verschijnt in 1767 de eerste Nederlandse Flora van zijn hand, de Flora Belgica. Belgica was indertijd de Romeinse naam voor de Lage Landen (Nederland, België en wijde omtrek). In deze Flora gebruikt hij voor het eerst in Nederland de door Linnaeus in 1753 geïntroduceerde (en nu nog steeds gebruikte) binomiale naamgeving van soorten. In 1775 hertrouwt hij in Haarlem met Maria Elisabeth Schultz, boezemvriendin van de schrijfster Betje Wolff. DAVIDIS de gorter ZUTPHANU. Ex Typographia J. H. L O U W. Drie jaar later, in 1778, vestigt De Gorter zich in Zutphen. Naast de rijke weelderige flora van de omgeving trekt hem waarschijnlijk de nabijheid van zijn vriend Willem Hendrik baron van Rouwenoort, heer van de Ulenpas, woonachtig bij Hoog-Keppel en groot lie&ebber van planten. Mogelijk wordt David ook aangetrokken door de faam van de dominee Jan Floris Martinet, veelzijdig en geleerd schrijver van de Katechismus der Natuur, die hij als medelid kent van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen. In 1781 publiceert David zijn vijfde en meest complete Flora van de noordelijke Nederlanden inclusief Zeeland: Flora VII Provinciarum (Flora der zeven Provinciën). De leden van de Zutphense Botanische Vereniging verzoeken De Gorter om een 'gids bij het botaniseren in de lieflijke omstreken van de stad.' En in datzelfde jaar publiceert De Gorter de Flora Zutphanica en draagt deze op aan de leden. Bijzonder is dat hij achter de Latijnse namen ook de namen toevoegt in de 'volkstaal', of zoals ze 'bekendstaan bij de plattelandsbevolking'. De Leer der Plantkunde die in 1782 verschijnt, is niet zoals gebruikelijk in die tijd in het Latijn, maar in het Nederlands. De Gorter draagt dit werk op aan 'de Magistraat der stad Zutphen'. Uit erkentelijkheid voor David en zijn opdracht ontvangt David het grootburgerschap van Zutphen en bovendien nog een bedrag van 150 gulden. De laatste publicatie van zijn hand is de Catalogus Horti Ulenpassiani in 1783, een inventaris van Van Rouwenoorts plantentuin en kassen. Nog datzelfde jaar overlijdt David de Gorter, op 3 april 1783, op 65-jarige leeftijd in het huis tussen de voormalige Molenbeekstraat (huidige Rozengracht en Overwelving) en Gasthuisstraat, dat hij in 1781 had gekocht. Vijf dagen later wordt hij begraven in de Credokapel van de Walburgiskerk. Een steen met zijn naam is er nooit geweest. In de loop der jaren verdween zijn huis, werd zijn graf vergeten en de stad die hem eens als grootburger heeft geëerd, kende hem niet meer. Guust de Vries, voormalig wetenschappelijk hoofdmedewerker plantenveredeling aan de Wageningen Universiteit, gaf twee jaar geleden in eigen beheer een biografie uit: Leven en werk van David de Gorter, vader van de Nederlandse floristiek. In een gesprek vertelt hij: 'De Gorter was een bijbelgelovig man, een burger van goede komaf met een grote werklust, die vooral werd ingegeven door zijn passie voor de wilde flora. De Gorter was een pionier. Hij wilde bredere lagen bereiken dan alleen de collegae. Hij wilde dat meer mensen de betekenis van planten inzagen, ook om er zuinig op te zijn. Tabellen voor determinatie waren er nog niet. Hij moest zelf het wiel uitvinden; daarin heeft hij een enorme prestatie geleverd. Want, hoe leer je planten kennen als je geen Flora hebt? Met behulp van een groot netwerk van helpers heeft hij een vrij compleet overzicht van de toenmalige Nederlandse flora samengesteld en in boekvorm uitgegeven.' Terecht kreeg hij van de latere floralie&ebbers de eretitel 'Vader van de Nederlandse floristiek'. Maar ook bracht zijn ijver hem veel onrust. Op zoek naar planten zwierf hij het liefst rond. Hij verhuisde wel zeker acht keer. Vooral in zijn laatste jaren in Zutphen moet hij rusteloos gebotaniseerd hebben. Vijftig jaar geleden, in het 250e geboortejaar van De Gorter, waren zich twee mensen in Zutphen bewust van de betekenis van De Gorter voor Zutphen. Het waren stadsarchivaris en museumdirecteur van het Stedelijk Museum Zutphen drs. Tine Doornink-Hoogenraad, en Sijtze de Jong, van 1952 tot 1966 burgemeester van Zutphen. Hun interesse in De Gorter kwam als eerste tot uiting in de speciaal ter herdenking van de botanicus georganiseerde tentoonstelling 'Flora Zutphanica' met daaronder tussen haakjes: (De Gorter en Martinet) die in 1967 werd gehouden in het Stedelijk Museum van Zutphen. Een Zutphensepracht.nl 55

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2017 | | pagina 55